Y
Bi
jühi.mwi
een beroep gegeven: landbouwersknecht. De
gezinssamenstelling blijkt ook uit de relatie die
de verschillende personen ten opzichte van het
hoofd van het gezin innemen, bijvoorbeeld
'zoon', 'nicht' of 'kostganger'. Op basis van de
migratiegegevens en de gegevens betreffende de
geboortedatum en eventuele sterfdatum kan voor
elk moment in de tijd de samenstelling van het
gezin en de veranderingen daarin worden
bepaald. Helaas zijn niet alle registers meer
beschikbaar, zoals die van Middelburg in de peri
ode voor 1900. Andere tekortkomingen zijn bij
voorbeeld de incomplete registratie van de
geboorte van kinderen die snel na de geboorte
overleden, maar vooral de minder accurate ver
melding van verhuizingen zowel binnen als bui
ten de gemeente. Dit betreft vooral de registers
uit de periode vóór 1862.'°
In Zeeland werd het bevolkingsregister in 1826 inge
steld. De rest van Nederland volgde pas vanaf
1850. In eerste instantie werkte men met regis
ters, zoals in figuur 3. In de loop van de tijd, in
Rotterdam al omstreeks 1890, schakelde men
vooral in de grote gemeenten over op gezinskaar-
ten. Hierbij werd niet elk gezin bij een verhuizing
weer overgenomen op een ander registerblad,
maar werden alleen de adressen veranderd.
van {■v&t kiad
Dagtce- VORIGE
jlceningen WOON-
jaar der j PLAATS.
IVESTI-
GING
gemeente
A a*.
Dagteo-
kouing en
jaar
van hot
VER-
WAARHEEN
VER
TROKKEN.
(Gemeente cr
Dagtce-
koningen
jaar
van het
OVER-
Vlot oanwijiing dorj
provinciovoorin- TREK --
tioorlingcn, vnn het vmeto voor mlioor-
(lnmt voor vroom- Uit de lingon, hol loml voor blJUJuiy
dolingen.) vreemdelingen).
AU*
OPGAVE
omtrent
het wettig
domicilie.
c
AANMERKINGEN.
Het overnemen van de gegevens uit de registers
gebeurt dus niet alleen voor de onderzoeksperso-
nen, maar ook voor alle andere personen die zich
in dezelfde gezinssituatie bevinden. Een typische
levensloop kenmerkt zich door vier verschillende
situaties: a) opgroeien binnen het ouderlijke
gezin; b) inwonen bij andere gezinnen of in
kosthuissituaties als dienstbode, schoolleerling,
ambachtsleerling, kostganger, dienstplichtige of
anderszins; c) als ouders in een eigen gezin en d)
inwonen als bejaarde of behoeftige. Zeker gezien
ook de hoge kindersterfte in het verleden maakte
lang niet iedereen alle fasen mee. En ook niet
iedereen kwam aan een huwelijk toe, kreeg kin
deren, of had voor het huwelijk het ouderlijk huis
reeds verlaten.
Het bevolkingsregister stapte eind jaren dertig, offi
cieel per 1 januari 1940, van de gezinskaarten
over op de persoonsgezinskaarten (pk). Als een
persoon van de ene gemeente naar een andere
verhuisde, dan verhuisde deze pk mee. Dit sys
teem is blijven werken tot 1 oktober 1994 toen
de overgang naar de Gemeentelijke Basis
Administratie (gba) werd gerealiseerd. In het geval
van overlijden werd de kaart gearchiveerd bij het
Centraal Bureau voor Genealogie. Van alle perso
nen die op 1 januari 1940 nog in leven waren,
werden de persoonskaarten gezocht en ingevoerd.
Dit leverde tot op heden ongeveer 19.000 per
soonskaarten op. Ook de pk is rijk aan informatie;
zo zijn onder andere de beroepsvermeldingen,
het gehele migratietraject (alle adressen), de
gezinssamenstelling en de godsdienstige gezindte
te vinden. Deze unieke bron maakt het mogelijk
om tot ver in de twintigste eeuw door te gaan
met onderzoek naar onderwerpen als sociale
mobiliteit, ontkerkelijking, veranderingen in de
gezinssamenstelling en migratiepatronen. Met de
hiervoor behandelde overlijdensakten is nu bij
elkaar voor meer dan de helft van de database
bekend waar en op welk moment een onder-
zoekspersoon is overleden.
Momenteel worden binnen het kader van het project
Life Courses in Context door de hsn voor 40.000
personen de levenslopen gevolgd en ingevoerd.
Het betreft de onderzoekpersonen die geboren
zijn tussen 1863 en 1922. Het tweede deel van
dit project, de context, digitaliseert de volkstellin
gen zoals die zijn gepubliceerd tussen 1859 en
1947. Het gaat hier om samengestelde gegevens
op het niveau van de gemeente of van de provin-
Levenslooponderzoek in het verleden
7