wisten de anderen dat er onraad was. Van
Hoorn klopte aan bij bet huis van het opper
hoofd, dat hem nog kende. Hij wist te vertel
len dat de Spanjaarden inderdaad in het dorpje
waren geweest en om uitlevering van de
Nederlanders hadden gevraagd. Het opper
hoofd had de Spanjaarden verteld dat hij altijd
goed handel had gedreven met de Nederlan
ders en beloofde Van Hoorn hen niet uit te
zullen leveren. Het kwam in die tijd vaker voor
dat handelende lorrendraaiers of supercarga's
onderdak kregen in de dorpjes.25
Dichtbij het dorp hakten de mannen van de Jonge
Jan een open plek in het woud, waar ze zich
schuilhielden, terwijl ze elke dag voedsel kre
gen van de dorpelingen. Intussen kwam hen
ter ore dat in de baai van Barburatte een Frans
scheepje lag. Met een indiaan als gids liepen
zij 's avonds na zonsondergang door het woud
naar de baai toe. Het schip was echter verdwe
nen en onder dekking van het donker liepen
zij langs Spaanse wachtposten weer terug naar
het dorp, waar zij rond zes uur in de morgen
aankwamen. Van vermoeidheid sliepen de
mannen een dag en een nacht. De Spaanse
schepen, nog steeds op zoek naar de Zeeuwen,
waren inmiddels voor de kust verdwenen.26
Kort daarop kwam een neger al zingend met
een fles brandewijn in de hand door het bos
aangelopen. De mannen hielden hem aan en
hoorden zo dat er een bark uit Curasao in de
baai van Porto-Preage lag, waar hij de fles
brandewijn had gekocht. De bemanning
dwong de neger hen naar de baai te brengen,
waar ze na een wandeling van twee uur aan
kwamen. Met een kano kwamen ze aan boord
van de voor anker liggende bark van Curacao.
De schipper was eerst niet van zins Van Hoorn
en zijn mannen aan boord te nemen, omdat
het zijn eerste tocht was en hij slechts voor zes
weken proviand aan boord had voor zijn eigen
bemanning. Toen aan het strand Spaanse rui
ters verschenen, besloot de schipper echter
direct te vertrekken en de mannen mee te
nemen in plaats van het gevecht aan te gaan.
De smokkelschepen die van Curacao kwamen
waren in de jaren tachtig en negentig van de
zeventiende eeuw vaak bewapend met musket
ten en tussen de vier en tien kanonnen. De
musketten waren bestemd als dekmantel voor
de terugtrekking van de handelspartners om in
het bos te kunnen verdwijnen indien een
Spaanse patrouille verscheen. Vaak werden
deze patrouilles omgekocht.27 Deze schipper
evenwel wilde geen gevecht riskeren en vlucht
te.
Na een dag zeilen kwamen zij een Curagaose bark
tegen waarvan de schipper Van Hoorn kende.
Hierop stapten de mannen over. Van Hoorn
wist de schipper over te halen terug te keren
naar de plaats waar hij zijn 1.400 rijksdaalders
had achtergelaten. Met zijn drie metgezellen,
de bootsman en twee snaphanen (geweren)
gingen zij tegen de avond aan land. Na drie
uur vergeefs zoeken wilden ze opgeven, maar
dankzij de opkomende maan merkten zij een
stuk van een blauw hemd aan een boom op.
Van de vier plaatsen waar zij geld begraven
hadden ontdekten ze er drie, zodat ze met
ruim duizend rijksdaalders naar het schip
terugkeerden.
Vervolgens zette het schip koers naar Curagao.
Van Hoorn verbleef daar enige maanden en
vertrok vandaar uiteindelijk met het schip
Sonsbeek naar Zeeland. De Sonsbeek zeilde
binnen vijf weken de haven van Vlissingen
binnen en Van Hoorn kwam op 4 februari
1695 in Middelburg aan. Als supercarga had
hij het bedrag door de schipper en bootsman
van de Curagaose bark na laten tellen en een
bewijsstuk op laten maken dat ruim duizend
rijksdaalders geborgen waren. Het was de taak
van de supercarga na afloop van de reis reke
ning en verantwoording af te leggen. Indien er
onderweg moeilijkheden waren geweest met
lading of schip moest een deel van de beman
ning hierover voor de notaris een verklaring
afleggen en zijn opgemaakte akte onderteke
nen vóór zij konden afmonsteren.28 Dat zal
ongetwijfeld zijn gebeurd, maar de akte is
thans onvindbaar. Hoewel de schepelingen lijf
en leden en gage hadden behouden, hadden
ze toch ook wat verloren. En dat niet alleen;
kaplaken en voering waren ze misgelopen.29 De
assuradeurs van het schip lieten bovendien bij
thuiskomst beslag leggen op de duizend
teruggevonden rijksdaalders. Van Hoorn eiste
een derde deel als bergloon, maar de Kamer
van Assurantie in Middelburg - die werd
bemand door politieke tegenstanders van de
familie Van Hoorn™ - besliste dat hij niet vol
doende kon bewijzen dat hij alleen met de
122
De Jonge Jan op de Venezolaanse kust