Het onzekere bestaan van een Vlissingse
kapiteinsfamilie in de zestiende eeuw
Zeepbellen in de familie Schuijen.
Roosanne Goudbeek
Zestiende-eeuwers stonden anders in het leven dan
wij. De vluchtigheid van het bestaan was een
vaststaand gegeven dat in prenten en schilde
rijen treffend werd verbeeld door een zeepbel.
Beenderen en doodskoppen wezen de kijker op
het gewisse einde. Voor de Vlissingse familie
Schuijen die aan het einde van de zestiende
eeuw haar bestaan dankte aan de Zeeuwse
admiraliteit, lagen de gevaren op de loer.
Om een indruk te krijgen van de onzekerheden
in het leven van deze familie, nemen we een
duik in het financiële archief van de Zeeuwse
admiraliteit, een rijke bron voor vele zeep
bellen...
De administratie van de Zeeuwse admiraliteit werd
onder de loep genomen door de Rekenkamer
Zeeland. Het archief van de rekenkamer is
bewaard gebleven en wordt nu beheerd door
het Zeeuws Archief. Bijzonder is dat niet alleen
de rekeningen, maar ook de bijlagen bij de
rekeningen zijn behouden. Juist deze bijlagen
geven veel gedetailleerde informatie, waardoor
het mogelijk wordt een beeld te krijgen van de
Vlissingse familie Schuijen.1
Vincent Pietersz. Schuijen was een van de water
geuzen die Willem van Oranje steunde in de
Opstand tegen Spanje. Later werd hij benoemd
tot kapitein van een oorlogsschip in dienst van
de admiraliteit van Zeeland. In het begin van
de Tachtigjarige Oorlog was deze admiraliteit
samen met vier andere opgericht voor de oor
logsvoering te water tegen Spanje. Verder hiel
den de admiraliteiten zich bezig met de inning
van konvooi- en licentgelden (de belasting op
de in- en uitvoer van goederen) en de recht
spraak hierover. Het bestuur van de Zeeuwse
admiraliteit zetelde in de abdij in Middelburg
en werd geleid door luitenant-admiraal
Justinus van Nassau, een bastaardzoon van
Willem van Oranje.
De thuishaven van Vincent Schuijen was Vlis-
singen, zoals voor de meeste kapiteins in
dienst van de admiraliteit. Een kleiner aantal
vertrok vanuit Veere of Zierikzee. Het oorlogs
schip van kapitein Schuijen was de Swaene
een pinas met drie masten. Het schip was uit
gerust met kanonnen en de veertigkoppige
bemanning was bewapend met musketten,
roeren en spiesen. Een van de opvarenden was
een zoon van de kapitein, Daniël Tsentsz.
Schuijen. Daniël maakte carrière aan boord bij
zijn vader, hij klom in vier jaar tijd op van
bootsgezel naar botteliersmaat om vervolgens
kwartiermeester te worden.2 In die laatste
functie bezat hij de rang van korporaal en
stond hij boven de matrozen.
Afbeelding" 1
De beroemde Haarlemse graveur Hendrick Goltzius maakte in
1594 een prent die slaat op de vluchtigheid van het bestaan.
Een kind doorprikt de zeepbel van het menselijk leven. De
doodskop rechtsonder toont de toekomst van iedereen; nie
mand ontkomt (qvis evadet). Deze gravure kende grote popu
lariteit en verscheen in vele varianten. Al direct na het ver
schijnen van de prent werden allerlei kopieën gemaakt.
126
Zeepbellen in de familie Schuijen