Schuijen probeerde zo snel mogelijk het vereis te 'rantsoen' bij elkaar te krijgen, tnaar dat was niet zo gemakkelijk omdat het ging om acht honderd karolusguldens. 'Een excessyf ransoen', aldus de vader, die zich niet voor niets grote zorgen maakte. Toen hij het nieuws vernam, zat zijn zoon al vijf maanden in gevangen schap 'op de galeije in de riviere van Nantes, alwaer denselven zeer qualijcken getracteert ende miserabelijck bij de Spaensce tyrannien mishandelt wordt'4 Of de jongen in leven zou blijven, was slechts een kwestie van tijd. Volgens kapitein Schuijen was het onmogelijk 't selve zeer groot rantsoen promptelijcken te furneren, beduchtende alsoo dat den voorseg de sijnen sone' door de 'tyrannien der vijanden zoude moeten omcommen ende vergaen'. Hij vroeg zijn werkgever, de Zeeuwse admiraliteit, om hulp en diende een verzoek in tot een voorschot van de mondkosten, het budget voor de inkoop van voedsel voor de beman ning. De admiraliteit reageerde gelukkig snel. Vincent Schuijen had het verzoek op 7 januari 1592 ingediend en op 9 januari kreeg hij behalve de normale maandelijkse mondkosten een maand vooruitbetaald. Dat betekende dat hij 62 ponden Vlaams, zes schellingen en acht groten extra kreeg, omgerekend circa 372 gul den. Of het kapitein Schuijen lukte zijn zoon uit gevangenschap vrij te kopen, kan niet met zekerheid worden vastgesteld. Maar zijn mon sterrol laat zien dat drie maanden later, op 16 april, nog een zoon aan boord dienstnam: de barbier Pieter Tsentsz. Schuijen. Misschien was hij de zoon uit Frankrijk. Met man en muis Hoe het met Vincent Schuijen afliep staat wel onomstotelijk vast. Hij kwam om het leven aan boord van zijn schip de Swaene, en met hem de voltallige bemanning. Dat gebeurde niet in een gevecht met de vijand, maar in de mon ding van de Westerschelde, ter hoogte van Blankenberge, in een gebied vol gevaarlijke zandbanken en tijdens slechte weersomstan digheden. Komende vanuit Engeland verging het schip op 11 januari 1594 met man en muis in de Wielingen, een vaargeul in de monding van de Westerschelde langs de kust van (Zeeuws-)Vlaanderen. Een groot verlies voor Schuijens vrouw, Maijken Pietersdr., die naast haar man ook haar zoon Daniël verloor. Haar zoon Pieter die eerder als barbier dienst deed, was niet aan boord. Met haar familie verloor zij ook haar bron van inkomsten. Enige maanden na de ramp schreef ze een brief aan de admiraliteit waarin ze om schadevergoeding vroeg. Uit de brief die bewaard is gebleven in het archief van de Rekenkamer Zeeland wordt duidelijk welke persoonlijke eigendommen haar echtgenoot had meegenomen aan boord. Maijken Pietersdr. schreef hoe zij behalve haar man 'daerenboven noch verloren heeft niet alleene de resterende victuallien, maer ooc een goet deel catheijlen, meublen, lijnwaet, clee- deren, silvere drincvaten, twee musquetten, dry roers, coutelassen, rappieren ende andere hant- geweer. Al dewelck de voorsegde haer man, tot gerieve ende nootelicken behoeve, meegeno men hadde'. Het verlies bestond dus uit de inrichting van de kajuit - met catheijlen wordt boedel bedoeld - en uit wapens, roeren of haakbussen, kromzwaarden (coutelassen), lange puntige degens (rappieren) en waar schijnlijk pistolen (andere hantgeweer). De weduwe liet weten dat ze er niet aan twijfelde of de raadsheren van de admiraliteit 'henne gewoonlicken discretien gebruijcken, als de selven gedaen hebben met alle anderen voor- gaende capiteijnen weduwen'. Ze vertrouwde erop dat zij de gebruikelijke vergoeding zou ontvangen, bestaande uit het loon en de mondkosten. Maar, zo schreef zij, zij hoopte ook dat de admiraliteit 'consideratien hebben op 't voorder verlies dewelc de supliante meer gedoocht heeft als anderen capiteinen weeuwen, die alle ende diergelicke dingen hebben gesalveert'.5 Waarschijnlijk benadrukte zij hier dat zij behalve haar man ook zijn per soonlijke bezittingen moest missen, terwijl de meeste weduwen die teruggekregen zullen hebben omdat zelden schepen met man en muis vergingen. Zij verzocht de admiraliteit te denken aan haar kinderen en mee te laten tellen dat haar man 'een van de eerste zij geweest die van den beginne der eerste troublen mede de wapenen geaenveert ende altijt desen lande getrouwelic gedient heeft'. Dat Vincent Pietersz. Schuijen één van de watergeuzen was geweest, laat ook 128 Zeepbellen in de familie Schuijen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2006 | | pagina 26