Afbeelding' 2 Marokkaanse prins, gravure, 18e eeuw. Uit: A. Benali, H. Obdeijn, Marokko door Nederlandse ogen. 1605-2005, Amsterdam/Antwerpen, 2005, 101 daarom wel erg toevallig zijn. Voorts wordt Henry Cherif in exact dezelfde termen beschre ven als Mulle Bame: "Prince de Marocques". Beiden hadden bovendien de volledige steun van de overheid: De stad Utrecht schonk hem in 1602 reisgeld. De kerkelijke autoriteiten te Leiden prezen in 1603 zijn bekering. En de Staten-Generaal gaven hem f. 3,- terug en verstrekten hem f. 50,— handgeld en aanbeve lingsbrieven om diensten in het Staatse leger te verrichten. De Staten-Generaal motiveerden hun gulheid door te wijzen op 'de qualiteyt des suppl[ian]t ende dat 't gene voorsz[egd], is, selden [is] geschiet.' De laatste opmerking slaat op de overgang van het islamitische naar het gereformeerde geloof door de prins, culmi nerend in een "openbare bekentnisse", publie ke belijdenis. De bekeringsdienst vond plaats te Leiden op 6 oktober 1603. De bekering van Mulle Bame werd symbolisch bezegeld met een nieuwe, christelijke naam - vandaar de voornaam Henry. De achternaam Cherif daar entegen is waarschijnlijk een blijvende herin nering aan zowel zijn Arabische afkomst als zijn hoge geboorte. Cherif (sjarif) is Arabisch voor edel en duidt in strikte zin een nakome ling van de profeet Mohammed aan. Later werd het begrip in ruimere zin ook gebruikt door leden van de Marokkaanse vorstelijke familie. Van Henry weten we verder nog dat hij, toen hij gedoopt werd "omtrendt 39 jaar oudt" was en dus geboren moet zijn in c. 1564/1565. Hoewel we geen volledige zekerheid hebben, is er met dit alles voldoende grond om aan te nemen dat de moslim Mulle Bame dezelfde was als de bekeerde gerefor meerde Henry Cherif.6 Na zijn doop, in oktober 1603, trad hij op voor dracht van de Staten-Generaal in dienst bij de cavalerie van Frederik Hendrik van Nassau. Op 26 maart 1604 betaalden de Staten de "Cheriff van Marocos" f. 18,- op voorwaarde dat hij de Staten niet meer zou lastig vallen. Blijkbaar verzocht hij hen tussen oktober 1603 en maart 1604 regelmatig om een financiële bijdrage.7 Een paar maanden later, op 30 april 1604, ging de prins zoals gezegd in ondertrouw met Trijntje Bartelmeesdochter. Of zij elkaar al ken den vóór de doop weten we niet. Evenmin is bekend wanneer en waar het huwelijk plaats vond. Het ligt voor de hand in de eerste plaats aan Leiden te denken, maar dat is niet de enige mogelijkheid. Men kon zich immers op meer plaatsen in een register van huwelijkse proclamaties laten inschrijven. Met zijn beke ring was in ieder geval een belangrijk obstakel weggenomen van een kerkelijk, Nederduits gereformeerd huwelijk.8 Van Trijntje weten we nog minder dan van haar aanstaande echtgenoot. Haar achternaam betekent: [dochter van] Bartholomeus.' Haar leeftijd wordt niet vermeld, alleen dat zij afkomstig was "van Sluis in Vlaenderen". Ze wordt omschreven als jongedochter, waarbij jong in dit geval de betekenis heeft van onge huwd. Als getuigen bij de aangifte van onder trouw traden haar vriendinnen Grietje Claes en Sara Passchiers op; voor de prins getuigde Henricus van der Bouchorst. Hij was mogelijk 132 Relaties met de Turks-Arabische wereld

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2006 | | pagina 30