derden. Voor de naleving van het akkoord
waren de Franse consul De Brèves en de
Turkse gezant Moestafa Agha verantwoorde
lijk. De laatste kon niet verhinderen dat enkele
van zijn landgenoten in Franse dienst traden,
maar het merendeel werd in 1607 overge
bracht naar Noord-Afrika en misschien
Turkije." Alsof hun ellende echter nog niet
groot genoeg was geweest, werden 66 van hen
bij de tocht over zee nog maar weer een keer
gevangen genomen, nu door Engelse kapers.
Dezen mochten vanwege het Spaans-Engelse
verdrag geen jacht meer maken op Spaanse
schepen en de Turken in het Middellandse
Zeegebied vormden daarom een ideale alterna
tieve prooi. Begaan met en verantwoordelijk
voor het lot van zijn ongelukkige rijksgenoten
reisde Moestafa Agha in hetzelfde jaar naar
Engeland om hun vrijlating te bepleiten. Zijn
interventie had succes. Een jaar later volgde
hun derde vrijlating en mochten ze, en nu
definitief, naar huis (in Noord-Afrika en
Turkije) terugkeren. Van de betrouwbaarheid
van de Europeanen zullen zij wel geen hoge
dunk gehad hebben.38
Terugkeer van de "Engels-Nederlandse" groep
Een tweede groep heeft langs een geheel andere
weg getracht Noord-Afrika en Turkije te berei
ken, namelijk via Engeland. Er waren al gerui
me tijd Engels-Marokkaanse relaties. Engelse
kooplui waren reeds sinds 1551 in Marokko
actief. Bovendien hadden de Engelse en
Marokkaanse vorsten in de tweede helft van de
16C eeuw een gemeenschappelijke vijand in de
Spaanse koning. Koningin Elizabeth en sultan
Al-Mansoer hebben daarom overwogen om
formele betrekkingen aan te gaan. Tot een
officiële overeenkomst kwam het echter niet.
Waarschijnlijk hebben de oud-gevangenen uit
Sluis aanvankelijk gehoopt om met behulp van
min of meer bevriende Engelse schepen en
gesteund door de Engelse politiek naar hun
vaderland terug te keren. Pogingen daartoe
moeten zijn gedaan in de periode eind augus
tus 1604 tot februari 1605. Moestafa Agha
verwees waarschijnlijk naar deze gebeurtenis
sen toen hij (in 1607) tijdens zijn bezoek aan
Engeland sprak over de 'Turcksche slaven tot
[uit] Sluys over twee jaer'. Maar spijtig
genoeg was vlak voor hun aankomst in
Engeland het hierboven genoemde Engels-
Spaanse vredesverdrag gesloten. De Engelsen
hadden geen zin om hun relaties met Spanje
op het spel te zetten voor een aantal onge
wenste vreemdelingen. Omdat een overtocht
met Engelse schepen niet mogelijk was geble
ken, besloot de groep dan maar weer terug te
keren naar de Republiek. Misschien zijn enke
len achtergebleven en in dienst getreden van
de Engelsen. Terug in de Republiek hebben
verschillende anderen mogelijk besloten om
aldaar werk te vinden en (tijdelijk of voorgoed)
een leven op te bouwen; veel zullen het er
echter niet geweest zijn.39
Tot dan toe was nog geen sprake geweest van een
actieve Nederlandse betrokkenheid, laat staan
begeleiding, noch van de "Franse", noch van
de "Engelse" groep. Dat veranderde na de
terugkeer van de laatstgenoemde groep, begin
1605. De situatie voor de Republiek was toen
beduidend verslechterd. Zonder steun van
Engeland en Frankrijk en met Spanje opnieuw
in vol offensief ging de Republiek naarstig op
zoek naar nieuwe bondgenoten. Istanboel
werd nu opnieuw benaderd, niet meer passief
dit keer met een enkele brief aan de sultan
(zoals in oktober 1604), maar actief. En omdat
een rechtstreeks verzoek niet tot een positief
antwoord had geleid, dit keer via Marokko en
de Turkse vazallen in Noord-Afrika. Een reso
lutie gedateerd 23 februari 1605 deelt mee dat
'alhier te landen resteren tseventich ofte tach-
tich slaven van des vijants galeyen, die binnen
Sluys verovert, uyt Turckiën en de Barbariën,
die d'heeren Staten geerne nair hair lant sou
den bestellen'. In april en mei werd gesproken
van 105 en later van 130 Moorse gevangen,
waarvan 30 Turken. Het verschil met de 70-80
waarover in februari gesproken werd, is niet
helemaal duidelijk.® Het zou kunnen dat een
tweede groep van 40-50 man in maart-april
uit Engeland overkwam, misschien omdat zij
hoorden van de bemoeienis van de Republiek
bij hun repatriëring. Met een actieve hulp bij
de terugkeer van de ex-slaven trachtten de
Staten-Generaal 'te beproeven ofte dese lan
den de vrientscap souden kunnen gewerven
van den Coninck van Fees ende andere in die
[Noord-Afrikaanse] quartieren ende namentlijk
oock van den Groote Heere [de Turkse sultan]'.
Zij verzochten de magistraten van Haarlem,
138
Relaties met de Turks-Arabische wereld