Voor de kust van Schouwen vergingen allerlei sche pen, overal vandaan, van Oostindiëvaarders tot kleine platboomde vissersscheepjes. Bekende rampen zijn die met de Oostindiëvaarder de Stad Zierikzee die op zijn eerste reis niet verder kwam dan de Banjaard (1841), de Oostenrijkse brik Pegno d'Amicitia (1852) waarvan de spectaculaire redding door de kunstschilder Kannemans op het doek werd vastgelegd, de uit lndië gekomen driemaster de Roompot die in 1853 in het zicht van de haven verging (en waarvan onlangs de scheepsbel door duikers werd bovengehaald) en het Finse stoomschip Bore VI dat na de februaristorm van 1953 maandenlang veel bekijks trok op het strand van Westenschouwen. Ook worden enkele vreemde strandingen gemeld zoals een walvis, een Duitse zeemijn en een Phoenix-caisson. Het is niet alleen een verhaal van rampspoed geworden, ook een over moed en mensenred ders. Onder de slachtoffers waren er ook die bij nacht en ontij hun leven voor anderen waagden en soms verloren. Het boek is een eerbetoon aan de redders geworden. Niet voor niets zijn er voor hen de nodige medailles geslagen.Vooral de Van der Kloosters uit Burghsluis speelden een belangrijke rol, als vissers en als schippers op de reddingboot. De schrijvers plaatsen de vele schipbreuken helaas niet in een context van scheepvaart, navigatie en reddingwezen in de Zeeuwse wateren, ondanks enkele kleinere hoofdstukken aan het eind. Het boek sluit af met een korte beschrij ving van beruchte stormen, het loodswezen, de strandvonderij, de bergingsmaatschappijen en de kustverlichting. Deze stukken hangen er nu een beetje bij. Het boek is in recordtijd, in een goed halfjaar, geschreven. Het idee ontstond in Australië, waar Wim de Vrieze, amateur-historicus van de Schouwse Westhoek, een overzicht van scheeps rampen zag. Hij zocht contact met Giel Overbeeke, opstapper op de reddingboot in Burghsluis die in de loop der jaren ook al veel had verzameld. Puttend uit hun eigen docu mentatie en aangevuld met nader onderzoek bundelden zij hun bevindingen. Het boek ver toont verschijnselen van haast en dat is jammer, hoewel er opvallend weinig tekst- en opmaak- fouten voorkomen. De opmaak van het boek kan fraaier, ook de omslag is niet geslaagd. De kleurenkatern middenin is mooi op enkele afbeeldingen na. Ik had ze graag wat ruimer gezien en niet twee dwars op een pagina. De zwart-wit afbeeldingen zijn niet allemaal even goed gelukt. Wat betreft de keuze van de afbeeldingen vallen die van de onder gang van de Woestduijn (in 1779 voor de Walcherse kust) en van de Prins Carl (1801) buiten het bestek van dit boek. Aan de andere kant missen er plaatjes uit het behandelde tijd vak. Soms ontbreken onderschriften die een toegevoegde waarde hadden kunnen hebben. Leuk zijn de onbekende particuliere foto's. De achterzijde met het monument voor de redders in Burghsluis van de Schouwse kunstenares Miems van Citters is treffend gekozen. De literatuurlijst is erg onvolledig en helaas worden er geen bronnen gegeven. De bronnenlijst meldt alleen archiefdiensten, geen aparte archieven. De achterin opgenomen verklarende woordenlijst had uitgebreider gekund, met ook voor minder ingewijden uitleg van begrippen als manifest, cognossement, concessie, zelf- richtend e.d. Kortom, het is geen wetenschappelijke studie geworden (dat was ook niet de pretentie), maar een overzicht van scheepsstrandingen voor de Schouwse kust in de laatste twee eeuwen. Het is wel een verhaal over schipbreuk en reddingwe zen van meer dan lokaal belang. Ondanks de tekortkomingen kan het een bijdrage leveren voor verder maritiem-historisch en scheepsar cheologisch onderzoek. Voor een eerste greep naar scheepsstrandingen voor de Schouwse kust is het de aangewezen publicatie en dat is toch de verdienste van de auteurs. Van daaruit kan dan verder onderzoek volgen, want daar vraagt het boek om. Zeeland heeft niet alleen een rijk bodemarchief, ook de schriftelijke bronnen over stranding en schipbreuk moeten verder worden uitgediept. 148 Boekbespreking

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2006 | | pagina 46