geven. Volgens de ladinglijst, die door boek
houder Hijgeret op 8 december 1714 werd
opgesteld, was in het ruim van het schip een
groot aantal kisten met 'Angoolse Carbijns' en
vaatjes buskruit opgeslagen. In totaal bevatten
die 928 vuurwapens en 6.400 pond buskruit.
Uit processtukken van andere opgebrachte lor-
rendraaiers bleek dat deze vorm van belasting
ontduiking veelvuldig voorkwam.5
Naast buskruit en vuurwapens had Hijgeret het
smokkelschip met andere koopmanschappen
geladen. Het 'cargasoen' bestond voornamelijk
uit verschillende soorten textiel, zoals 'blauwe
guinees, lemniassen en nicanesen', katoensoor
ten die uit India afkomstig waren. Vooral het
'blauwe guinees', dat met een ladingswaarde
van bijna 19.000 gulden de hoofdmoot vorm
de, vond op de West-Afrikaanse kust gretig
aftrek. Deze eenvoudige stof viel door de blau
we kleur erg in de smaak. Overigens waren veel
katoenen stoffen blauw geverfd, soms in
afwisselende wit-blauwe banden. Er bestond
een duidelijke voorkeur bij Afrikanen voor deze
kleur/' Verder was het smokkelschip met ijzeren
staven, metalen producten, drank en kralen
geladen. De totale waarde van de handelspro
ducten beliep bijna 51.000 gulden. Zie tabel 1.
Tabel 1.
Lading van Vlissings Welvaren, 1714
Koopmanschappen
Waarde in guldens
textiel
32.238
buskruit
2.400
vuurwapens
3.528
onbewerkt ijzer
2.340
bewerkt metaal
6.714
alcoholica
1.398
kralen
792
diversen
1.578
totaal
50.988
Bron
NA, WIC 1152, no 1, Cargaboek van Vlissings
Welvaren, 1714.
Aangekomen op de westkust van Afrika, begon
Guépin zijn handelsmissie bij het eiland
Arguin, waar hij een grote lading gom inhan-
delde.7 Vervolgens zeilde hij langs de kust van
Senegal naar het zuiden tot aan de Greinkust.
Daar kocht hij veel grein of mallegueta-peper
in." Daarna ging de reis verder naar Angola en
het smokkelschip vermeed daarmee de
Goudkust.9 Dit deel van de West-Afrikaanse
kust stond namelijk bij smokkelaars alom
bekend als een risicovol handelsgebied. De WIC
bezat daar tal van handelsforten en er voeren
veel compagnieschepen. Eenmaal aangekomen
op de Angolese kust werd de handel weer her
vat en kreeg de lorrendraaier gezelschap van
twee andere Zeeuwse slavenhalers. Dit waren
de smokkelschepen de Jager en Den
Hulsboom.'0
Dat schipper Guépin de opdracht had om naast
Afrikaanse producten ook slaven in te hande
len, valt uit de uitrusting van het smokkelschip
af te leiden. De cargalijst van de Vlissings
Welvaren vermeldde namelijk '96 voeteijzeren,
48 handboeien en kettingen, 12 bijtels, 150
planken tot beddingen en 50 sparren'.
Daarnaast vervoerde het schip een grote lading
gedroogde rijst en gerst die als voeding voor
de slaven moest dienen. Ook telde de lading
tweeduizend 'rode moppesteen', die vermoede
lijk voor de bouw van een extra kombuis of
stookplaats zijn meegenomen, waarmee het
voedsel voor de slaven werd bereid."
Op 5 oktober 1715 ontving Guépin van een van
de eerder genoemde smokkelschepen het
bericht dat de Nieuwe Post, een slavenschip
van de WIC, op de kust van Angola was gear
riveerd. In de daaropvolgende weken verlieten
de twee andere lorrendraaiers de Afrikaanse
kust en zeilden naar de Caribische eilanden St.
Eustatius en St. Thomas waar zij hun slaven te
gelde maakten. Guépin had zijn zaken nog
niet afgehandeld en bleef achter.
De confiscatie van het schip
Ook schipper Thomas Zeerat van het compagnie
schip was snel over de aanwezigheid van
Zeeuwse lorrendraaiers geïnformeerd, door een
van de vele buitenlandse slavenhalers die daar
voor anker lagen. Daaronder bevond zich het
grote Franse schip L'Heureux Retour, gecom
mandeerd door kapitein Marquis de Bouvette.
Begin november 1715 vroeg Zeerat de Franse
kapitein om assistentie bij het veroveren van
de Zeeuwse lorrendraaier, die op dat moment
bij Cabo Bende voor anker lag. Voor zijn hulp
De zaak Vlissings Welvaren
111