Opening Veerhaven door minister Algera. Fotoarchief PZC, ZDC, rec.nr. 44458 (1954). genheid kregen om met de minister te praten. Minister Algera kwam direct met een nieuwe lijst op de proppen, die veel hogere tarieven bevatte dan de eerste. De minister verklaarde dat zodra deze verhogingen waren ingevoerd, hij de finan ciële ruimte had om een tweede veerboot te bestellen. Niet eerder was het de Zeeuwen zo duidelijk gemaakt dat Verkeer en Waterstaat meende dat de PSD zich financieel moest zien te bedruipen, een voorwaarde die bijvoorbeeld beheerders van tun nels of bruggen tot dusver altijd bespaard was gebleven. Uit het geheel aan noodzakelijke veT- keersvoorzieningen dat Nederland wachtte, licht te Algera onverwachts de Westerschelde-veren er als enige uit, waarbij hij verlangde dat het bedrijf zelf voor de exploitatiekosten zou opdraaien. De minister introduceerde in dit verband de getals verhouding 60% versus 40%: zijn departement zou instaan voor 60 procent van het totale exploitatietekort, als tegemoetkoming aan de speciale positie van de Zeeuws-Vlamingen. De andere 40 procent moest worden gedekt door de tarieven. Tijdens de verenkwestie hebben tegen standers van de plannen nooit duidelijk uitleg van de minister gekregen over de vraag waarom tunnels en bruggen door het verkeer veelal koste loos konden worden gebruikt en waarom veerbo ten niet. Eén week na de laatste onderhandelingen met de Zeeuwse afgevaardigden in april 1958, merkte minister Algera in de Eerste Kamer op dat zowel de Gedeputeerde Staten als het bestuur van de Kamer van Koophandel van Zeeland met het standpunt van de regering hadden ingestemd. Eerste Kamerleden merkten op dat de Zeeuwen dit alleen maar hadden gedaan omdat zij onder druk stonden zo snel mogelijk een nieuwe twee de veerboot in de vaart te nemen. Minister Algera verklaarde daarop dat dat verband alleen door de Zeeuwen was gelegd, maar niet door hemzelf! Twee dagen na Algera's uitspraak stelde een com mentator in de PZC vast dat de minister zich niet juist had uitgedrukt. Uit Statenstuk 367 van 28 april 1958 bleek dat Algera aan de Zeeuwse gedeputeerden had geschreven: "Mijnerzijds kan, mits een uiterst spoedige invoering van de nieu we tarieven door u wordt bewerkstelligd, de toe zegging worden gedaan dat ter verbetering van de outillage van de veren tot de bestelling van een tweede veerboot van het type Beatrix kan worden overgegaan." De Zeeuwen (zowel de bestuurders als de beroepsbevolking) reageerden verontwaardigd op dit nieuws uit de Eerste Kamer. De protesten werden luider. Langdurige wachttijden De wachttijden werden dus steeds langer. Een ingenieur van Grontmij, die beroepshalve alle Vrije Veren 157

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2006 | | pagina 11