Dit is een academica onwaardig. Niet alleen wordt er - zonder annotatie te gebruiken - druk op los geparafraseerd, Korteweg citeert zelfs zon der bronvermelding uit materiaal van anderen dat nog gepubliceerd moet worden: een academische doodzonde (auteur en uitgever zijn inmiddels door middel van een inlegvel tot rectificatie over gegaan). Het tijdperk van de digitale camera maakt het gemakkelijker kwalitatief goede repro ducties te maken, maar ook hier is zonder bron vermelding materiaal van derden gebruikt (het KZGW in deze!, zie bijv. p. 139). Ook andere illustraties zijn op deze wijze 'ontleend' aan een ander populair Zeeuws werkje over de kaapvaart.J Was de inhoud dan nog maar degelijk geweest, maar ook hier toont Korteweg een onvermogen het onderwerp in de tijdgeest te zien of tot diepere analyse daarvan te komen. Ze beschouwt met een 'hedendaagse bril' vrijwel de gehele tekst door de commissievaart als legale zeeroof en het werk van de marine als een gerespecteerd krijgs bedrijf in plaats van kaapvaart in de tijdgeest als legaal krijgsbedrijf te zien. Hoe valt het anders te rijmen dat tijdens de Negenjarige Oorlog een heel stel roemruchte kapers direct wordt aangesteld als kapitein bij de diverse admiraliteiten (pag. 79)? Korteweg plaatst het begin van de officiële kaapvaart bij bodewijk van Nassau (1 568). Met de door haar gehanteerde definitie van kaapvaart (de uitoefening van zeeroof, alleen tijdens oor logstijd en met commissie van de overheid) kan deze echter evengoed bij de Zeeuwse expeditie tegen Engeland (in 1725) worden geplaatst, maar dit optreden wordt door Korteweg nog als zeero verij geduid (pag. 298). De opbrengst van de commissievaart wordt uitvoerig behandeld. Kortewegs discussie verzandt echter door gebrek aan definitie rondom het begrip prijsopbrengst. Appels en peren (netto en bruto opbrengsten, p. 206) worden zonder uitleg naast elkaar gelegd en Franse, Engelse en Nederlandse opbrengsten worden zonder uitvoerige analyse naast elkaar geplaatst, wat leidt tot vreemde con stateringen zoals die van de veranderde strategie van de kapers tijdens de Vierde Engelse Oorlog, waarin de prijzen dichter bij huis, op de Noord zee en Kanaal worden gehaald (pag. 236). Hier had zich toch echt de vraag gerechtvaardigd hoe het komt dat de wijd opererende Nederlandse kaapvaart tijdens deze oorlog opeens het zeegat nog amper uitkwam. Het betoog is doorgaans dan ook slecht doordacht. Met betrekking tot de hedendaagse piraterij concludeert Korteweg dat "daar waar de concentratie van handelsgoederen het sterkst is, daar bevinden zich rovers". Hoe zit dat dan in Het Kanaal (pag. 278)? Komt daar nog zeeroverij voor? Korteweg heeft de kaapvaart en piraterij vanuit een breed perspectief en over een grote periode knap samengevat, maar de kern van de zaak wordt hier node gemist. Daarnaast zitten er in Kciperbloed en koopmansgeest nog vele fouten of zaken die om opheldering vragen, zoals de behandeling van de "vrouwen- kaapvaartrederij" Heldinnen Yver (p. 229 - die heeft nooit bestaan, behalve in spotdicht), het nieuwe scheepstype van de Berbers geïntrodu ceerd door de Europeanen (p. 112 - welk type dan?), of de piraten die in de strip Asterix voor komen en zo 'karikaturaal' zijn (logisch, want het zijn karikaturen van een andere strip!).5 Het boek is vlot geschreven, heeft een redelijk helde re structuur en is 'luchtig' gemaakt door de vele anekdotische en verhalende kaderteksten, maar ontbeert inzicht en analyse in de basis van de onderwerpen commissievaart en piraterij doordat zwaar op werk van anderen wordt gesteund. Het weinige eigen betoog is dan ook gekunstelde interpretatie om het geheel naar een einde te brengen. Eén ding moet de auteur dan ook wor den nagegeven: ze heeft in dienst van haar on derwerp geschreven: Kaperbloed en koopmans geest is een ware piratenuitgave geworden. Johan Francke 1 Provinciale Zeeuwse Courant, 8 april 2006, p. 16. (Walcheren) en NRC Handelsblad, 9 juni 2006, p. 35. 2 Reformatorisch Dagblad, 31 mei 2006. 3 Uitzending VPRO: OVT 26 maart 2006, historische zaken, 184 Boekbesprekingen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2006 | | pagina 38