put»
bladzijde toebedeeld," met naast alle zakelijke
gegevens slechts de subjectieve zin: 'Een aantal
betrekkingen werden door hem met ijver, degelijk
heid en onkreukbare eerlijkheid waargenomen'. In
de aantekeningen weidt Nagtg'las pagina's lang uit
over de gesprekken die hij gevoerd heeft met Cau
als deze 's middags bij de familie Nagtglas meeat,
en schrijft hij over de liberale geest van Cau op
kerkelijk en politiek terrein. Hij eindigt met de pas
sage: 'Van Cau en de zijnen hebben wij altijd veel
gehouden. Door zijn helder hoofd, vooral ook op
finantieel gebied, en zijn, onder een koel uiterlijk
toch warm hart, was hij, als het ware, de raadsman
der familie, en bij economische kwesties komt nog
menigmaal de gedachte bij mij op 'Hoe zou Cau
daarover denken?'25
Afwijkende jaartallen
Er treden nogal eens kleine, soms grotere verschil
len in jaartallen op tussen de gegevens in de aan
wezige handschriften van informanten, de aanteke
ningen in de schriften van Nagtglas en de
Levensberichten. Het lijkt erop dat onze auteur
soms tamelijk slordig werkt.
Enkele voorbeelden van afwijkende data zijn de
volgende. In een brief26 wordt gemeld dat Hiero-
nimus Laurin stierfin augustus 1519, terwijl in de
Levensberichten het sterfjaar 1509 is genoemd.
Joost Ewoudse Teeling is volgens de Levensberich
ten geboren in 1549, maar volgens de informatie in
de aantekeningen in 1543.27 Ook een jaartal bij
A. van den Heuvel klopt niet: in de Levensberichten
wordt hij predikant te Westkapelle in 1648, maar in
een brief wordt het jaartal 1643 gegeven.28
Abraham Grenier is volgens de Levensberichten
in de Nieuwe Kerk begraven op 15 februari 1660.
Een informant schrijft echter aan Nagtglas dat de
begrafenis plaatsvond op 19 februari, en niet in de
Nieuwe Kerk, maar in de Koorkerk.29
Een vreemde uitglijder heeft hij ook gemaakt bij de
beschrijving van Abraham van Linden van den
Heuvell. Diens achterkleinzoon rapporteert
Nagtglas dat zijn overgrootvader zich in Den Haag
vestigde 'waar hij tot 1806 onafgebroken aan de
behartiging van 's lands zaken zich wijdde'.90
Nagtglas laat de man echter pas in 1806 in Den
Haag komen wonen.
En in aantekeningen van Nagtglas zelf91 sterft
de vader van Pieter Romeyn in 1856, terwijl hij in
de Levensberichten maar liefst tot 1886 leefde. Dat
laatste jaartal is zeer onwaarschijnlijk, want dan
zou de man 105 jaar oud geworden zijn.
Kleine en grote verschillen
Niet alleen jaartallen verschillen soms, ook andere
gegevens verandert Nagtglas of hij laat ze weg.
In de Levensberichten worden bijvoorbeeld pu
blicaties van Pieter Romeyn (geboren 1810, doctor
in de rechten en klassieke letteren) genoemd,"
maar zonder bespreking of beoordeling. In de aan
tekeningen99 wordt echter uitgebreid uit de doeken
gedaan dat de man zich sterk maakte voor gods
dienstonderwijs op scholen omdat 'de levenskracht
van een volk afneemt naarmate het vertrouwen
vermindert in een naar volmaking strevend christe
lijk beginsel en het godsdienstig geloof wegsterft'.
Waarom zou Nagtglas dit weglaten? Dezelfde
Romeyn is tegenstander van een leerplichtwet,
waarover hij ook schrijft. Hij vindt onderwijs zeer
belangrijk, maar is tegen dwang. Eveneens iets wat
best vermeld had mogen worden.
Met namen blijkt Nagtglas ook niet altijd
nauwkeurig om te gaan. In de Levensberichten
krijgt de zoon van Nicolaas van Hoorn, Jacob, drie
zonen: Nicolaas, Jan en Constantijn. Maar in een
handschrift van Nagtglas zelf4 noemt hij de eerst
genoemde Nicolaas niet de grootvader, maar de va
der van die drie jongens. En de jonge Nicolaas
trouwt volgens de Levensberichten in 1739 met
Catharina Hendrika de Huybert, terwijl hij in de
aantekeningen al in 1729 huwde, en dan heet zijn
echtgenote Henriëtte in plaats van Hendrika.
Met de gegevens over de beeldhouwer Petrus
Franciscus Freyt is Nagtglas ook wat slordig omge
sprongen. Hij schrijft dat de man bij leven zeer
werd gewaardeerd, 'terwijl ook de Vlissingsche
vrijmetselaars-loge den braven en vaardigen werk
man niet vergat.' Informant G.J. den Hollander
schrijft echter dat Freyt lid was van de vrijmetse
laarsloge,95 iets geheel anders. Nagtglas vond dat
lidmaatschap kennelijk te schokkend om te vermel
den over een 'braven werkman'.
Tussen de aantekeningen en de uiteindelijke tekst
voor de Levensberichten vinden we, zoals opge
merkt is, dikwijls kleine of grotere verschillen. Over
Pieter Meesters (1778-1837), hoofdonderwijzer in
Sluis, staat in de publicatie dat hij stierf precies op
het ogenblik dat hij lang tevoren als zijn stervens-
Frederik Nagtglas
25