16.1
aan een g'roote sigarenkist deed denken, kreeg licht
door een paar vensters, uitziende op een tuintje, in
gesloten door hoog'e muren. Aan eene groote
lessenaar voor de ramen, stond een klerk te schrij
ven, zekere de Somer, een stijf teringachtig manne
tje, dat, om zijn ouderwets jasje te sparen, een paar
zoogenoemde morsmouwen van blauw teerling ka
toen droeg'. En wat verder: 'Sifflé was, naar ik wel
eens hoorde, het slachtoffer eener dwaze onman
lijke opvoeding, die door zijn huwelijksleven niet
verbeterd was. Hij had eene goedaardige, maar on
beholpen, erg zenuwachtige vrouw, wier drie zus
ters, jufvrouwen Udemans, meestal bij den goeden
zwager in huis waren. Men zag hem altijd in het
gezelschap van dit viertal, en het heeft lang ge
duurd eer ik erachter kwam wie eigenlijk zijne
echtgenoote was'. Nagtglas slaat de kundigheden
van Sifflé over het algemeen hoog aan. Over zijn
dichtkunst zegt hij echter: 'Zijn verzenf...) zijn ze
ker onberispelijk van vorm, want in 't mechanische
der kunst was S. zeer ervaren, maar, naar het mij
toeschijnt, miste hij het echte dichtvuur'.
In het begin van 1872 werd Sifflé door een be
roerte getroffen en verlamd. Nagtglas eindigt zijn
aantekeningen als volgt: 'Enkele malen bezocht ik
hem. Hij zat in de ziekenkamer en werd trouw ver
pleegd door vrouw en zusters, die hem hoog ver
eerden, en binnen 's kamers misschien wel eens
ijdel hadden gemaakt, wat hij dan later buiten
ontgelden moest. Het kleine ouderwetsche vertrek,
de wonderlijk toegetakelde, altijd doorbabbelende
echtgenoote, en de zieke in een kamerjapon, het
kale knikkertje gedekt door een onder de kin toege-
strikte, hooggepluimde slaapmuts, gaven een
enigszins komieken indruk'. Het lijkt niet verwon
derlijk dat Nagtglas zich in de Levensberichten wat
anders uitdrukt, temeer daar hij Sifflé persoonlijk
gekend heeft.
Marinus Cornelis Paspoort (1797-1874)
Over de Middelburgse burgemeester Marinus
Cornelis Paspoort van Grijpskerke schrijft
Nagtglas"12 - en daarvan lezen we niets in de
Levensberichten - 'Hoezeer kloek gebouwd en met
een vrij gunstig voorkomen, een helderen blik en
blonde krullende haren, had hij weinig dat hem
onderscheidde, en zijne vormen getuigden meer
van grofheid dan van fijn beschaafde manieren'.
Na 1815, zo werd verteld, verleende de koning
brieven van adeldom om de ridderschap in de
Provinciale Staten van Zeeland te vullen en het
was een wedloop om zo'n 'adelsbrief in handen te
krijgen. Wat er in die tijd achter de coulissen ge
beurde en welke hatelijkheden zogenaamde vrien
den elkaar toewierpen, zou volgens Nagtglas ver
makelijke stof voor een blijspel leveren. Nagtglas
schrijft in zijn cahier dat Paspoort in 1821 of 1822
in de adelstand werd verheven. Volgens de Levens
berichten gebeurde dit echter 19 mei 1832, wat de
juiste datum blijkt te zijn." In dit geval verbetert
Nagtglas dus zijn aantekeningen, terwijl hij in an
dere gevallen de aantekeningen nog wel eens in
negatieve zin verandert. Ondanks zijn ongege
neerde - in de Levensberichten eufemistisch uitge
drukt als ongedwongen - manieren, beschouwde
Paspoort zichzelf als een grand seigneur.
Er is rond 1859 volgens de gedrukte versie 'een
schaduw gevallen op het einde van een arbeidzaam
bestaan', waarna Paspoort vertrokken is uit
Middelburg. In de aantekeningen gaat Nagtglas
heel wat dieper op de zaak in. Een slimme dienst
bode voor wier schoonheid hij gevoelig was had
hem helemaal ingepakt. In verband met de geruch
ten werd er gefluisterd over een in 'den singel
gracht gevonden kinderlijkje terwijl men wist te
verhalen hoe Paspoort geheel verward was in de
netten van den duivelachtig slimme ondercommis
saris van politie Hennefreund, die hem een groot
deel van zijn vermogen had afhandig gemaakt'.
Wat waarheid was wist niemand te zeggen, maar
wel werd burgemeester Paspoort spoedig ontslag
verleend en verdween hij naar Brussel. 'De zeden
van de vroegere tijd toen er van mensen als hij
veel door de vingers werd gezien, bracht hij in an
dere dagen over, en zo moest hij wel treurig val
len', eindigt Nagtglas zijn herinneringen.
In het boek Papieren zolder heeft L. de Bree een
boeiend geromantiseerd verslag gegeven over de
eventuele belevenissen van Marinus Cornelis
Paspoort van Grijpskerke.de burgervader van
Middelburg.44
Gerrit Adriaan Fokker (1811-1878)
Nagtglas is niet zo enthousiast over de eerste
kennismaking met dé Middelburgse advocaat Gerrit
Adriaan Fokker45: 'Fokker had een weinig aantrek
kelijk uiterlijk, hij was lang, mager, bleek met
scherpe trekken en bewoog zich in het gezellige le
ven niet gemakkelijk. Merkwaardig dor scheen
hij en ik heb nooit een spoor van geestdrift of ver
beeldingskracht kunnen opmerken'. Toch roemt hij
zeer de werklust, kundigheden en het gevoel voor
Frederik Nagtglas
27