PUI»
16.1
'Evenals op de meeste dorpen treft men ook te
Zaamslag dikwijls een groepje straatpubliek op ze
kere punten van de gemeente bijeen. Nu, tusschen
zo'n groep volk kan men meestal den veldwachter
Van Petegem aantreffen, die daarbij dan vaak het
hoogste woord heeft, en die daarbij dan gesprekken
voert, die wel eens in strijd zijn met de waardigheid
die hij bekleedt. Begrijpelijk is 't dat daardoor zijn
prestige als veldwachter een gevoelige knak krijgt.'25
Net als in Zaamslag wilden de autoriteiten in
Ouwerkerk en Colijnsplaat hun veldwachter zo snel
mogelijk kwijt, omdat ze van mening waren dat hij
te dicht bij het 'gemene' volk stond en daardoor
belangen had die schadelijk waren voor de veld-
wachtersdienst. Zo schreef Van der Have, burge
meester van Ouwerkerk, het in alle opzichten fa
lende optreden van zijn veldwachter toe aan diens
'bloedverwantschap met de allerarmste menschen
in deze gemeente', waardoor hij volgens de burge
meester geen bekeuringen durfde uitschrijven.26
Het gemeentebestuur van Colijnsplaat wilde dat
veldwachter C. Kornelis een andere baan zocht,
omdat hij ervan verdacht werd 'zeer intieme rela
ties te hebben met de eigenares van een bierhuis,
dat als heimelijk huis van ontucht bekend staat.'27
Een veldwachter die te vertrouwelijk omging met
de plaatselijke bevolking of van wie bekend was
dat veel van zijn familieleden in het dorp zelf
woonden, liep al snel het risico van vriendjespoli
tiek te worden beticht. Zo kreeg de burgemeester
van Clinge in 1908 naar aanleiding van een vaca
ture voor een veldwachter in Nieuw Namen een
anonieme brief met de volgende inhoud:
'Edelachtbare heer! Daar ten te Nieuw namen
een sjapetter gevraagd word en veel probeeren om
dat te worden heb ik de eer u edelachtbare daarom
trent iets mede te deelen, dat het wenschelijk was
dat geen ingezetenen van nieuw namen dat werd
daar ik maar al te goed weet hoe of den vorige sja
petter met oordeel der onderscheid handelde. Ik
kreeg een verbaal en een ander die ook het zelfde
geval aan de hand had, maar een familielid was
kreeg geen verbaal.'28
Om dit soort aantijgingen te vermijden zagen
de provinciale autoriteiten dan ook het liefst een
veldwachter die niet uit de gemeente zelf afkomstig
was en geen enkele binding had met de plaatselijke
bevolking.
Werd al te familiair gedrag niet op prijs gesteld,
een veldwachter mocht ook weer niet te streng zijn.
Balanceren tussen deze twee uitersten bleek altijd
weer moeilijk. Zo hadden vele inwoners van Arne-
muiden bezwaren tegen veldwachter M. Glerum,
omdat hij in hun ogen de bevolking terroriseerde.
De burgemeester vond de klachten echter zwaar
overdreven. Zijn veldwachter ging immers 'zonder
aanzien des persoons met rijk en arm' om, had
verder 'nooit conversatie met de jongheid en zal
nimmer met hun drinken' en stond 'strikt op de
uitvoering van plaatselijke reglementen, zoodat des
avonds ten 10 uren de herbergen moeten ontruimd
zijn.' Het gevolg was dat men 's avonds in het dorp
een speld kon horen vallen en dat was in het verle
den wel eens anders geweest. In de dertien jaar dat
Glerum in Arnemuiden werkzaam was, had hij in
totaal 311 processen-verbaal opgemaakt: een abso
luut record en volgens de burgemeester een bewijs
van zijn dienstijver.29
Ook J. Prins, veldwachter in Kortgene, gold in
de ogen van vele dorpelingen als een dienstklop
per, die veel te rigoureus optrad. Gelukkig voor
Prins werd hij verdedigd door zijn burgemeester,
die de commissaris van de koningin in 1908
schreef dat Prins het niet gemakkelijk had 'daar de
ingezetenen, bekend met de wijze van optreden
van zijn voorganger, die veertig jaar in dienst van
de gemeente is geweest, aan eene meer strenge
handhaving der reglementen en verordeningen
ontwent [sic.] waren.'30
Conflicten met de burgemeester
Het was echter niet alleen de pressie van onderop
waardoor de veldwachter zich bij tijd en wijle be
dreigd voelde, minstens even beklemmend kon de
druk van bovenaf zijn. Veel burgemeesters zagen
hun veldwachter als een dienstknecht van wie ze
onvoorwaardelijke trouw en gehoorzaamheid ver
wachtten. Liepen conflicten met ingezetenen in de
regel met een sisser af of werden ze in de doofpot
gestopt, anders lagen de zaken wanneer een veld
wachter het met zijn baas of met een belangrijke
ingezetene aan de stok kreeg. In zo'n geval was het
welhaast onvermijdelijk dat er een kop rolde en dat
was in de regel die van de veldwachter.
Rond 1900 was Ouwerkerk getuige van een derge
lijk conflict, waarin burgemeester Van der Have en
veldwachter H. Kuzee als kemphanen tegenover el
kaar stonden en waarbij het Kuzee was die uitein
delijk aan het kortste eind trok. Van het begin af
De veldwacht
7