ze operatie Bodenplatte noemden. Dertig ervan
hadden het voornamelijk gemunt op schepen die
op de Schelde voeren of ten anker lagen. De solda
ten achter het afweergeschut lieten zich echter niet
onbetuigd en schoten er een aantal neer, die res
pectievelijk op Zuid-Beveland, in de Schelde en op
Hoek en Zaamslag neerstortten. Ondanks al deze
bedreigingen uit de lucht, het mijnengevaar, de
Kleinkampf-Verbande, de vele aanwezige wrakken
en een provisorische bebakening moest de vaart op
Antwerpen doorgang blijven vinden.
Konvooivaren een zeer riskante onderneming
Dagelijks werd zo'n 13.700 ton materieel voor het
Amerikaanse en 8.600 ton voor het Britse leger in
Antwerpen gelost. Voorraden die van het grootste
belang waren en die dankzij deze korte aanvoerlijn
dicht bij het front konden worden afgeleverd.
De inmiddels 94-jarig"e Bertus Goosen, de enige
nog in leven zijnde loods die betrokken was bij
deze konvooivaart (en woonachtig in Vlissing'en),
had als Engelandvaarder de gehele oorlog op Ne
derlandse koopvaarders gevaren. Hij vertelt over
zijn vele loodsreizen in die laatste oorlogsmaanden.
Meerdere staan hem nog helder voor de geest.
Bertus Goosen: "In maart 1945 moest er een
uitgaand konvooi beloodst worden en ik kreeg de
Robertaeen tanker van zo'n 12.000 ton die, gela
den met high octane, in een soort pendeldienst voer
tussen Engeland en Antwerpen. Tijd om te ontgas
sen was er niet, dus ook op de terugreis was het
een drijvende gasbom, waar niemand van ons om
zat te springen. Er was niets aan te doen, de Ro
berta viel zogezegd op mijn tenen. Collega Tjeerd
Spanjer kreeg de Griekse Eleftheria. Toen we in de
Wielingen voeren, kwam ons een L.S.T. met volle
vaart tegemoet. De kapitein van de Roberta werd
helemaal rood van kwaadheid, want het was ver
boden om met zoveel vaart te varen, in verband
met trilmijnen. Plotseling hoorden we een enorme
explosie en daar g'ing' die Griek, waar Tjeerd op zat.
Even later nog zo'n dreun en daar ging de Liberty,
die vlak naast me voer. Ik keek om me heen. De ka
pitein was verdwenen. Ik stond te trillen op mijn
benen, want vooral nu de oorlog op zijn einde liep,
wilde je ook nog wel overleven. Dan kwam die
ouwe weer boven met een glas whiskey. For the
pilot en verdraaid, het hielp. Ik voelde me weer op
mijn gemak.
Spanjer is er nog goed vanaf gekomen. Hij werd
namelijk door diezelfde L.S.T. opgepikt. Hoewel hij
gewond was, heeft hij dat Engelse oorlogsschip nog
naar Terneuzen geloodst. Terecht is hij hiervoor on
derscheiden met het Kruis van Verdienste".
Met de komst van steeds meer schepen bij de kon
vooivaart op Antwerpen ontstond een tekort aan
loodsen. Om de dag was er een inkomend konvooi
van soms wel meer dan veertig schepen. Daarom
werden gepensioneerde loodsen weer in dienst ge
nomen.
Van 28 november 1944 tot 6 mei 1945 gingen
er tussen de Downs (in het Engels Kanaal) en Ter-
neuzen 28 schepen verloren. Hierbij kwamen twee
Belgische en één Nederlandse loods om het leven.
De eerste Belgische loods was Alois Gombert. Hij
liep met de Engelse Samvern op 18 januari 1945
ter hoogte van Blankenberg'e op een mijn. Een rap
port hierover vermeldt onder meer het volgende:
Een klein uitgaand konvooi - ongeveer acht
schepen - kwam die dag" in een sneeuwstorm
terecht. Om plusminus 19.30 uur, ter hoogte van
Blankenberge (boei H NF 11) liep de Engelse liberty
Samvern met aan boord loods Gombert, en ook nog
een Engelse loods, op een mijn. Het schip brak
hierdoor in tweeën; één helft dreef noordwaarts op
de Wandelaarbank, terwijl de andere helft een
halve mijl om de Zuid verzette. Men slaagde erin
een reddingboot te water te laten, waarin ook beide
loodsen plaatsnamen. Door een noodlottige samen
loop van omstandigheden kwam deze reddingboot
in aanraking met de boei NF 11 en sloeg daarbij
om. Hierbij verdronken ook de twee loodsen.
De tweede omgekomen loods was Pieter Lerooy.
Hij verbrandde bij het vergaan van de Gohlshell op
16 april 1945. Samen met de loodsen T. Verhaeg'he,
J. Lafère en J. van Mael was hij in de Downs inge
scheept op het commodore-schip van een konvooi
voor Antwerpen. Zij zouden op dit schip, dat ge
loodst werd door collega M. Tibesar, als passagier-
loods de reis meemaken. Het konvooi bestond uit
een dertigtal schepen en was op 15 april van de
Downs vertrokken. Voorop voer het commodore
schip, daarachter twee grote L.S.T.'s en dan de
GoldsheU. Kennelijk had deze in de Downs geen
loods kunnen krijgen, want de kapitein seinde dat
hij terug zou keren als er geen rivierloods aan
boord zou komen. Hierop werd het konvooi gestopt
en werd de eerste passagier-loods P. Lerooy met de
motorboot van een torpedojager overgezet van het
commodore-schip op de GoldsheU.