tevoren bij de Kapitalen Dam aan de Braakman, ondersteund worden door de marine. Het betreft de Kanonneerboten nummers 41 en 42, respectievelijk onder commando van luitenant ter zee der le klasse J.F.D. Bouricius en luitenant-ter-zee der 2e klasse ridder H.J. van Maldeghem, een van de wei nige overgebleven Belgen in de Nederlandse ma rine. Kanonneerboot nummer 41 onder Bouricius ar riveert 's ochtends om kwart over acht voor de kil van het Hazegras, de andere boot onder Van Mal deghem, die met sterke tegenstroom en flauwte van wind te kampen heeft, pas om tien uur. Bouricius is direct na aankomst om kwart over acht alvast be gonnen zijn kanonnen af te vuren en gaat daar voor veel te dicht onder de kust liggen. Vanzelf sprekend roept zijn bombardement reactie van de Belgische tegenstanders op 'aanvankelijk flauw, maar allengskens al heviger en heviger door mus ket- en buksenvuur'. Vanaf het begin vraagt Bouri cius zich - blijkbaar - af waarom de landmacht niet op zijn teken in de aanval is gegaan en hij vindt dat zijn actie prima het door hem beoogde doel bereikt: "de attentie des vijands naar het Ha- zeg'ras lokken". Fouten Het lijkt dat Bouricius hier minstens vier ernstige denk- en beoordelingsfouten maakt. 1. Hij is immers niet degene die door het vuur te openen op het moment dat hij arriveert, het be gin van de actie van de landmacht kan bepalen. Feitelijk begint de actie van de landmacht pas 's middags om half zes. 2. Zonder bevel van de bevelvoerend commandant daartoe direct beginnen met in het wilde weg vuren, is een grove fout. 3. Serieus menen dat het doel van de inzet van de marine is "de attentie des vijands naar het Haze gras te lokken" is militair gezien een onbegrijpe lijke misvatting, en 4. Zó dicht onder de kust positie innemen dat alle kalibers kogels van de tegenstander om je oren fluiten, is tactisch gezien niet handig. Deze opeenstapeling' van stommiteiten is alleen te begrijpen vanuit de wetenschap welke goddelijke status onze beroemdste Nederlandse weesjongen, Jan Carel Josephus van Speyk, sinds 5 februari 1831 ten deel valt. Zijn op de wal van de Schelde bij Antwerpen vastgelopen en door Belgische op standelingen bestormde Kanonneerboot nummer 2 blaast de luitenant-ter-zee der 2e klasse op. Dat ge beurde met een sigaar die hij in het kruitvat gooit onder de legendarische - nooit in deze vorm ge zegd zijnde - kreet "Dan liever de lucht in!"26 Sinds die 5e februari is Van Speyk held, marte laar, heilige, rolmodel, alles tegelijk. Iedere jonge marineofficier met hooggestemde idealen wil vanaf dat moment maar één ding: in cavalerie het voor beeld van Van Speyk volgen en zo nodig een na tionale martelaar worden. Dat Ledel daar anders tegenaan keek, is uit het voorafgaande wel duidelijk: Bouricius deed precies in alles het tegenovergestelde van wat Ledel in ja nuari 1831 aan Begeman had bevolen. Vervolgens blunderen Bouricius en Van Mal deghem verder. Doordat hij zo laat gearriveerd is, gaat ridder Van Maldeghem met verdubbelde goes ting met zijn kanonneerboot op de wal van het Ha zegras af. Beide commandanten zijn zó druk bezig onsterflijke roem te verwerven, dat ze vergeten op het tij te letten. Pas als zij merken dat de water stand zó gezakt is dat zij hun boten niet meer kun nen draaien, noch kunnen laveren naar dieper wa ter, moeten ze boegseren. Gezien hun positie dicht onder de wal en onder hevig vijandig vuur wordt dat een bloedbad voor de bemanningsleden in de sloepen. Even later zitten beide boten bij eb vast op de zandbanken bij het Hazegras, waar iedere tegen stander hen desgewenst lopend kan aanvallen. Met schroot schieten de Belgen de rompen van de boten aan splinters, de kruitkamer van Kanonneerboot nummer 41 wordt bijna vol getroffen, maar "geen pen is in staat de onwankelbare onversaagdheid, de nimmer wijkende trouw van die echte Nederlanders te schetsen! Alleen het gevoel kan hierin te hulp komen; en hij, wiens hart de gloeiende spiegel niet is van de hunne, kan zich nimmer die gewaarwor dingen scheppen, waarmede zij vervuld waren!" Als het 's avonds na het vallen van de duister nis weer vloed is geworden, lukt het ridder Van Maldeghem de restanten van zijn Kanonneerboot nummer 42 waterdicht, drijvend en vlot te krijgen. Bouricius steekt om half elf 's avonds de trotse overblijfselen van zijn eigen Kanonneerboot num mer 41 in brand, wat mislukt. Om één uur 's nachts steekt hij ten tweeden male de lont in het wrak, waarna hij met de restanten van Kanonneerboot nummer 42 mee terug vaart naar Vlissingen. Beide boten hadden ieder een bemanning van 23 koppen, waarvan na afloop in totaal 18 mannen gewond en 84 Joseph Ledel

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2007 | | pagina 10