Hm
bij de Middelburgsche Courant. Een tijdje slechts,
want hoofdredacteur Deibei zegt al snel dat hij hem
niet veel meer kan leren en dat hij zich elders moet
ontwikkelen.
Op 21 december 1925 wordt hij in Goes uitge
schreven. Negentien jaar oud, gaat hij naar Den
Haag om als volontair bij het dagblad Het Vader
land te werken, aan Het Vaderland heette dat toen
eigenlijk.4 Op 31 juli 1926, dus nauwelijks een half
jaar later, schrijft hij zich weer in op het ouderlijke
adres in Goes. Bij zijn herinschrijving heeft de
twintigjarige nog steeds een streep in de kolom
ambt, beroep of bedrijf.
Den Haag, Het Vaderland, net twintig jaar.
Wanneer zijn ouders zijn 'anders zijn' hebben ge
zien of gehoord is onbekend, maar zijn Haagse se-
jour zal het onmiskenbaar aan het licht brengen:
Leo van Breen is homoseksueel. Om die reden
wordt hij namelijk weggestuurd bij het Haagse
dagblad. Het moet een traumatische ervaring zijn
geweest. Enkele jaren later zal hij zijn vriend P.J.
Meertens onomwonden waarschuwen voor de
Haagse straat:
'Den Haag? Ik moetje beslist aanraden, er niet
heen te gaan. Zoals je weten zult, is het 'straat
leven' daar buitengewoon sterk ontwikkeld, zo
dat, waar men zó aan de weg timmert, de aan
dacht veel sterker op de h.s. gevestigd wordt
dan elders. Het is geen stad om onopgemerkt te
leven. Bovendien heeft ze voor mij een zeer an-
tipatieke sfeer. Wanneer je door deze nieuwe
betrekking geen positieverbetering krijgt, die
van belang is, dan moet ik je aanraden niet
naar Den Haag te gaan. Het is daar o.a. ook
zeer moeilik om omgang met de onzen te heb
ben; de slechtste elementen trekken er eenparig
heen. Enfin, voor mij staat het zö, dat ik er
voor niets ter wereld meer zou heen willen.'5
Doctorandus Meertens (1899-1985) had op dat mo
ment al een tijdje zijn studie Nederlands in Utrecht
afgesloten. Aanvankelijk meende hij dat hij als le
raar Nederlands door het leven zou moeten. Maar
een tijdelijke betrekking aan een school in Woerden
is geen succes. En zijn aanstelling in Doetinchem
wordt niet verlengd. Aan zijn inzet kan het niet ge
legen hebben. Ook de contacten met de leerlingen
zijn hartelijk. Vooral met enkele jongens zal hij
vriendschap sluiten, maar zijn positie is moeilijk. In
Doetinchem voelt hij zich onrechtvaardig behan
deld, daarna is hij in vele opzichten zoekende. In
Utrecht vindt hij werk op de Universiteitsbiblio
theek, terwijl hij in zijn vrije tijd onder het oog van
zijn vader en moeder zijn dissertatie voorbereidt
over het letterkundig leven in de zestiende en ze
ventiende eeuw in zijn geliefde Zeeland. Voor het
verzamelen van archiefg'eg'evens, voor bibliotheek
bezoek, voor logeeqjartijen bij familie en kennissen
is hij verschillende keren per jaar in de provincie.
Meertens werkt al aan zijn netwerk en zodoende
raakt hij vrij snel op de hoogte van de oprichting
van de Zeeuwsche Vereeniging' voor Dialectonder
zoek.
Dialectproblemen
Piet Meertens en Leo van Breen hebben elkaar ont
moet in de late zomer van 1928. In het voorjaar
van dat jaar hebben vier jonge mannen de koppen
bij elkaar gestoken om de Zeeuwse dialecten te be
studeren. De hoofdonderwijzer van Renesse, Johan
nes Paulusse, wordt voorzitter en zijn beste vriend
Leo van Breen is als eerste secretaris de spil in het
web. Twee secondanten hebben ze: Ko Westerweel,
die destijds als adres de Goese Wilhelminastraat
heeft en Frans Bruinooge die op Wemeldinge huist.
Westerweel is de tweede secretaris en onder Bruin
ooge vallen de centen. Het is een bijzonder stel, die
vier, en vooral over Paulusse valt (ook) een kleine
roman te schrijven. Deze fascinerende figuur
schrijft ontelbare verhalen in dialect, maakt liedjes
en kan verdienstelijk tekenen. Een talentvolle man
die uiteindelijk jarenlang hoofdonderwijzer van een
Leidse lagere school zal zijn. Tussen de late jaren
dertig en het beg'in van de onderwijsvernieuwing
in de jaren zestig hebben vrijwel alle Nederlandse
kinderen op hun lagere school de legendarische
schoolmethode Taal op hun bank liggen, of een
leesmethode van Paulusse en zijn kompaan Voor
winden. Met Paulusse heeft de generatie die nu on
geveer boven de zestig is, Nederlandse taal geleerd.
Westerweel en Bruinooge blijven vage figuren.
Het draait in de jonge dialectvereniging om Pau
lusse en Van Breen. In 1928 is er aanvankelijk nog
geen zicht op de Domburgse neerlandica dr. Rika
Ghijsen, die overigens niets van het Zeeuws afwist.
Ook Meertens, of voorzitter dr. Kees Kooiman die
Nederlands gaf aan de Middelburgse HBS, waren
nog geenszins betrokken bij de dialectclub, even
min dr. J. de Hullu uit Cadzand, die na een een
zaam leven in de Haagse archieven zich had terug-
Leo van Breen
89