burgerman graag een poot uit. Bij voorkeur met kunst, zonodig met winterhandenzalf of hoestsi roop. Blijkens het bevolkingsregister van Renesse vertrok Van Breen op 20 augustus 1935 naar Den Haag. Krop volgt hem naar hetzelfde Haagse adres. In Renesse - het huis tegen de bosrand in de richting van de duinen, het huis genaamd Die blauwe Scuut - moet hij de bundel Lyrische por tretten hebben samengesteld. Die bundel laat niet alleen een totaal andere dichter zien clan de jong'en van Wat de zee aanspoeltwe kunnen evenmin ontkennen dat hij niet meer de christelijke dichter is uit de schoot van Opwaartsche wegen. Dat laat ste blijkt alleen al, als je nagaat wat er in het tijd schrift voor de christelijke letterkunde van Van Breen verscheen en hoe weinig hij daarvan opge nomen ziet in zijn nieuwe prestigieuze bundel. In andere tijdschriften vinden nu zijn gedichten een plek. Uitgever Stols reserveert in 1933 een hele aflevering van zijn Helikon - Maandschrift voor poëzie voor Leo van Breen die er een bundel van maakt, De Stroomlijn: gedichten. (Maastricht: Boos- ten en Stols, 1933). Jan Greshoff schrijft Stols dat Leo van Breen zijn grootste ontdekking is, en in een radiobespreking overlaadt hij Van Breen met lof. Er volgt een stroom van brieven tussen die twee, en bezoeken van de dichter en zakenman van Renesse aan Greshoff in Brussel. De verhouding is zo intens dat Van Breens poëzie steeds meer op die van zijn geestelijke leidsman gaat lijken. Het zal hem in de kritiek van E. du Perron en Menno ter Braak nog" opbreken en uiteindelijk de vriendschap met Greshoff kosten. Aanleiding daarvoor moet een merkwaardige dichtbundel zijn geweest. Terwijl Leo van Breen de beslissing heeft genomen uit Renesse te vertrekken, terwijl de verhuizing nadert, schrijft hij in twee da gen, op 9 en 10 april 1935 in zijn huis in Renesse, een cyclus gedichten van 23 verzen: Een reis per leunstoel. Die bundel wordt nog in datzelfde jaar in 500 exemplaren uitgegeven door Boucher in Den Haag. De cyclus ademt een losbandige antiburgerlijke sfeer en de zucht naar een primitief bestaan. De reeks vertelt de voor- en nadelen van een breuk met de dagelijkse sleur, de familie, de eigen omge ving. Niet alleen die satirische toon, dat anti burgerlijke, dat onmaatschappelijke, ook Golgotha als ironisch reisdoel in deze context - het vormt tóch wel een groot contrast met de jonge dichter van amper vijf, zes jaar eerder die een thuis zoekt bij de vredesbeweging en die zich aanschurkt bij de jonge-protestanten van Meertens tot Van Ham. In een zeer vrije vorm van rijm, strofe en regel lengte associeert hij. Slechts twee sonnetten hebben een strakke vorm. Het is begrijpelijk dat de poëti sche vrijheid gemakzucht lijkt en hem het verwijt van technisch tekort heeft opgeleverd. Van Breen heeft zich met deze reis per leunstoel geschaard in de omgeving van de Forum-dichters, van Du Per rons door hem bewonderde Parlando, van Jan Greshoff. Maar hij zal in die kring niet geaccep teerd worden. Den Haag Nooit zou hij meer naar Den Haag gaan, had hij Meertens geschreven. Maar in 1935 houdt hij Renesse voor gezien. Krop en Van Breen verkopen de zaak op Schouwen en verhuizen naar een huis aan het Haagse Oranjeplein. Van Breen richt met een compagnon - de chef voorlichting van de KLM - een almanak voor de luchtvaart op. Daar schrijft hij verhalen en toegan kelijke gedichten voor. De almanak vormt een fuik voor reclame. Een heus persbureau volgt: lucht- vaartnieuws elke dag". De kranten werken niet altijd mee. Vage activiteiten, niet zonder artistieke bijbe doelingen, zakelijk vernuftig. Het doet denken aan Elsschot met zijn reclamebureau en zijn Wereldtijd schrift. Krop en Van Breen zijn handige jongens. Ze hebben het alleenrecht op het programmaboekje voor het huwelijksfeest van Bernhard en Juliana. In een brief aan Gerrit Borgers van het Letterkundig Museum kijkt hij er in de jaren zeventig zo op te rug: daarna perschef van de Ned. Ver. v. Luchtbe scherming en hoofdredacteur van het blad Luchtgevaar, destijds de grootste oplaag in ons land, 220.000 ex. toen, na het uitbreken van de oorlog, met Jos oprichter van een kunstnijver- heidsfabriekje in g'ipsartikelen, toen, na gevan genis en andere ellende antiquair en met Jos oprichter van de al spoedig' ver in het buiten land bekend geworden Galerie Epoque. Uit mijn Zeeuwse tijd dateert ook nog mijn redacteur schap van Ons Zeeland en was ik oprichter van de Zeeuwse Ver. v. Dialectonderzoek, die o.a. 102 Leo van Breen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2007 | | pagina 28