Zèelam het Zeeus [sic] dialectwoordenboek heeft uitge geven, grotendeels het werk van dr Kooiman en dr. Gij wen [sic] en was initiatiefnemer tot het bouwen van een brug tussen N. en Z. beveland, die inderdaad tot stand kwam. Ik werkte mee aan de meest uiteenlopende kranten in binnen- en buitenland en op allerlei gebied zowel Han delsbelangen als Die Weltkunst en Italiaanse kunstbladen. Ook schreef ik elke maand een ge dicht voor Enci, de Ned. Cement Mij. Heb je wel eens geprobeerd om een gedicht over cement te schrijven? Het zou een goede oefening voor onze jonge dichter zijn. Nou ja, ik zou nog een tijdje zo kunnen voortgaan, want er is nog veel meer gebeurd. Vriend Krop heeft op de achterkant van de brief nog een smeuïge toevoeging: Aan het relaas van Leo heb ik natuurlijk niet zo veel toe te voegen. Maar compleet is hij beslist in zijn schrijven niet geweest. O.a. waren we de samenstellers van het Officiële trouw- programma bij het Huwelijk Koningin Juliana. O.a. was er een Homofile verschrijving in dat Prins Juliana met Prins Bernhard zou trouwen in het jaar 1973. Er stond een advertentie in van een smeerkaasfabriek 'Hij heeft er kaas van gegeten'. De ouwe Koningin was hier zeer ge belgd over. Leo schreef een gedicht en omdat er zeer veel haast achter het geheel was verschreef hij zich. Hij schreef De lichten uit de vlaggen aan. Wat natuurlijk precies omgekeerd moest zijn. Het Comité had ons het alleenrecht verze kerd maar op de vooravond stond het pro gramma in bijna alle kranten. Verschillende re dacteuren zijn dien avond van hun bed gelicht door de politie zodat ze furieus op ons waren. Je ziet wel een bewogen leven. Misschien is dit wel de reden dat Leo later niet veel goed heeft kunnen doen bij de 'Pers'collegas. Vaarwel Budapest In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog reist Van Breen veel naar het buitenland. Zijn activiteit als luchtvaartjournalist zal daar wel debet aan zijn, het lijkt ook een voorschot op de wens zich definitief in het buitenland te vestigen. Behalve brieven en familieverhalen is een veelzeggende bron hier de blurb van de enige roman die Leo van Breen heeft uitgegeven: Vaarwel Budapest. Hij heeft in vele richtingen het luchtruim doorkruist en heeft voor een lange periode in onder meer Hongarije en Italië vertoefd, aldus de tekst op de bijzonder vormgege ven buitenkant. De roman Vaarwel Budapest heeft hij 'gedurende een langdurig verblijf in Italië ge schreven'. De roman Vaarwel Budapest beschrijft het le ven in een sjofel pension in San Remo, het pension van de heer en mevrouw Weiss, een Hongaars echt paar. Ze hebben een factotum, een voetveeg, een pispaal: de Hongaarse Ilonka. In zekere zin draait het verhaal om haar leven. Het pension zit vol halve gekken, gesjochte figuren, aan lagerwal ge raakte chic, min of meer gevluchte Joden, ont spoorde elite, tinnef, gesjeesde Groot-Duitsers uit het Hongaars-Duitse Keizerrijk, allen lui die dak loos zouden zijn als ze geen goedkoop pension hadden gevonden. De lezer van de roman ontkomt niet aan de gedachte dat Van Breen San Remo kende als zijn broekzak, zelfs het pension. De toon van de roman is vanaf de eerste bladzij genadeloos luchthartig en de ontelbare terzijdes en het ingevoegde commentaar is cynisch. Tegelijker tijd zorgt dat commentaar wel voor een vertraging in de gebeurtenissen en een al te nadrukkelijke be trokkenheid van de verteller. In Vaarwel Budapest zit een diep pessimistische levensvisie. Niet alleen de constante vernedering van Ilonka door de heer en mevrouw Weiss, ook en vooral de voortdurende beledigingen van de gasten maken het pension tot een smerige hel. En uiter aard ervaart de lezer het pension als een microkos mos, als een beeld van een mensenmaatschappij. De schrijver heeft elk idealisme verloren, wat blijft is pessimisme gedrenkt in mededogen. Voortdurend voelt men in deze schijnbaar lichte roman de eco nomische depressie en de oorlogsdreiging. De Itali aanse fascisten hoort men op de achtergrond, zelfs de Duce. Wie leest wat over Hitier en de nazi's ge zegd wordt, vermoedt dat Van Breen de oorlog niet door zal brengen als Meertens, de opportunistische directeur van een onder toezicht geplaatst instituut voor volkskunde. Van de roman die medio maart 1940 versche nen is, zullen betrekkelijk weinig exemplaren zijn verkocht, gelet op het feit dat in bibliotheken en antiquariaten deze roman sporadisch aangetroffen wordt. In mei 1940 wordt de totale voorraad bij de uitgever door de bezetter in beslag genomen en verbrand. Leo van Breen 103

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2007 | | pagina 29