Leo van Breen werd in 1906 in
Goes geboren en studeerde na
de H.B.S.-jaren Nederjandsche
letteren. Hij werd reeds vroeg
journalist. Op 24-jarige leeftijd
vestigde hij plotseling een bouw
grondonderneming op heteiland
Schouwen, waarbij hij meermalen
zelf als ontwerper optrad.
Merkwaardig is, dat ook één
zijner voorouders, de zeventiende
eeuwsche dichter Jacob Cats, zich
in dezelfde streek met grond
exploitatie bezighield.
Na eenige jaren kreeg de schrij
ver genoeg van de Schouwsche
dreven- In zijn verzencyclus „Een
reis per leunstoel" gaf hij uiting
aan hevige verlangens om weg
te trekken. Dit verlangen werd hem te machtig, want hij vertrok
even plotseling uit Schouwen als hij er gekomen was, en vestigde
zich in Den Haag als luchtvaartjournalist. Om zich in te werken
doorkruiste hij het luchtruim in vele richtingen en vertoefde een
lange periode in het buitenland, vooral in Italië en Hongarije.
Van Breen heeft een eigenaardige dualistische persoonlijkheid,
wat verklaart, dat hij zijn zakelijkheid nog steeds niet kan ver
loochenen en zich op allerlei maatschappelijke terreinen beweegt.
Deze, zijn eerste roman, werd gedurende een lanadurig verblijf
in Italië geschreven. Behalve een aantal dichtbundels verschenen
in De Peperbus de novellen „Het Gebit" en „De Bedelares
Tekst en foto op de omslag achterzijde van Vaarwel Boedapest.
Delft
De antimilitarist van weleer is in de meidagen sol
daat van Oranje. Vanzelfsprekend is er voor een
onafhankelijke journalist daarna weinig' werk. Krop
en Van Breên zetten een fabriekje op van gipsen
beelden. Ze moeten ook weer de kunsthandel opge
pakt hebben. Zo scharrelen ze de oorlog door.
Er zijn aanwijzingen dat Van Breen zich al vrij
snel met illegale journalistieke activiteiten bezig
houdt. Zo is er een illegaal blaadje in Delft. Hij zit
een tijdje in de gevangenis. Interessant is ook dat
hij in 1944 een tijdlang hoofdredacteur is van het
illegale Trouwvan de editie die in de regio Delft-
Rotterdam gemaakt wordt.
In 1944 vestigt Leo van Breen zich met zijn
partner in Delft. Aan de Oude Delft 42 (in het
fraaie pand waar nu restaurant L'Escalier is) gaan
ze boven wonen. Beneden drijft Krop een kunst
handel van naam, kunsthandel Epoque, waar in de
jaren zestig Hans Warren nog zijn begerig oog liet
vallen op het een en ander. Van Breen en Krop be
ginnen na de oorlog met het importeren van kunst
uit Italië. Het moet goeie handel zijn geweest en ze
krijgen in die kringen aanzien. Daar blijft het in
Delft niet bij. Die kunsthandel kan daarom nooit de
hoofdzaak zijn geweest.
Het bloed van de schrijver vindt de ene krant
na de andere. In 1946 richt Leo van Breen met en
kele compagnons het 'maandblad voor beeldende
kunsten' Die Constghesellen op. Het is feitelijk het
'Orgaan van de Nederlandsche Vereeniging van
Kunsthandelaren', een blad met allerlei kunsthisto
rische studies en reportages. Mooie afbeeldingen,
en een keur van medewerkers. Hij maakt er iets
van. Af en toe duikt een vers op: het dichten heeft
Van Breen niet verleerd. Het tijdschrift wordt uitge
geven door de Delftse uitgeverij Hoog'land's perio
dieken waar vriend Krop in de zakelijke sfeer steeds
meer te zeggen krijgt.
Met ingang van 1 februari 1948 wordt de naam
van Uitgeverij Hoogland's periodieken gewijzigd in
Uitgeverij 'Het Periodiek' NV i.o.' Wat er gebeurd is,
laat zich raden: Krop, en mogelijk ook Van Breen,
hebben een uitgeverij opgericht en zich losgemaakt
van het moederbedrijf. Er moet op de achtergrond
nog een ander initiatief een rol spelen: de oprich
ting van de krant De Prinsestad.
Verzetstrijder in vredestijd
De Prinsestad verschijnt direct na de oorlog als
krant van de oud-illegalen. Van Breen voert de
hoofdredactie. Aanvankelijk is het een dagblad, la
ter een weekblad. De geschiedenis van dit merk
waardige blad is nog niet geschreven. De geest van
verzet tegen de wijze waarop wederopbouw en po
litieke restauratie samengaat in die naoorlogse ja
ren waart rond in de kolommen. De voormalige
verzetstrijders hebben meer sympathie voor de op
vattingen van Wilhelmina die er weinig voor voelt
om de vooroorlogse partijen en figuren terug te la
ten keren. De socialistisch-christelijke coalities
wekken in hun kringen geen warme gevoelens, de
doorbraak roept afschuw op. De koude oorlog eist
een andere mentaliteit. Moeiteloos verkleuren de
afleveringen van De Prinsestad onder Van Breens
rechtse schrijfstiften. Het verzet wordt voortgezet.
Nog duidelijker komt dit tot uiting in een ander
initiatief: het Comité Burgerrecht dat een krant uit
gaf onder de gelijknamige kop Burgerrecht: orgaan
van het Comité Burgerrecht ter Bestrijding van
Overmatige Overheidsdwang, opgericht kort na de
104
Leo van Breen