En wat te denken van de platte zeuge 'schuur-
borstel', de uiteindelijke winnaar van de dialectver
kiezing van 2004. Het woord is vooral bekend op
Walcheren en Zuid-Beveland en in Zeeuws-Vlaan-
deren. Ook een pissebed wordt in heel Zeeland
platte zeug of zeug genoemd, maar dat komt in een
groter gebied dan Zeeland voor. Platte zeug is
vooral Zeeuws, maar andere ivirfcens-benamingen
blijken in heel Nederland en Vlaanderen gébruikt te
worden om dergelijke schuurborstels te benoemen,
en dat geldt ook voor de benamingen voor de pis
sebed. Wellicht is de benaming te verklaren uit de
grondstof waarvan de borstel gemaakt is, namelijk
varkenshaar. De meningen hierover zijn verdeeld
en al heel wat taalkundigen hebben zich met dit
varkens-woord beziggehouden. Niet alle taalkundi
gen zijn er immers van overtuigd dat het varkens
haar aan de basis ligt van dit voorwerp. Sommigen
denken dat de schuurborstel genoemd is naar de
pissebed. De vorm zou dan bepalend geweest zijn
bij deze betekenisoverdracht. Anderen zoeken het
in nog andere betekenisoverdrachten, maar feit is
dat het gebruik van varken, zwijn of zeug voor
'schuurborstel' vrij algemeen bekend is in de Ne
derlandse dialecten.
In het nieuwe Zeeuwse etymologische woorden
boek vinden we nog heel wat andere voorbeelden
van een fascinerende woordgeschiedenis, die alle
maal kort en bondig verteld worden door Frans De-
brabandere. Zo geeft hij de volgende verklaring bij
aremejaans, erremejaans 'armoedig'. Het is een ad
jectief dat afgeleid is van arminiaan (1617), een
volgeling van Arminius, een humanistische latini
sering van de achternaam van de Leidse hoogleraar
Jacob Harmensen (1560-1609). De arminianen of
remonstrantse calvinisten stonden blijkbaar niet in
hoog aanzien, want het Gelders Placcaatboek heeft
het in 1617 over odieuse namen van remonstranten,
arminianen. Door deze negatieve bijklank werd ar
miniaan een scheldwoord. Het woord werd boven
dien volksetymologisch geassocieerd met arm, zo
dat aremejaans 'armoedig' ging betekenen. Het
woord is volgens het Woordenboek der Zeeuwse
Dialecten nog bekend op Tholen en op Goeree.
Een andere mooie woordgeschiedenis vinden
we in de Zeeuwse uitdrukking mit de gebraaie pe
ren zitten 'met de gebakken peren blijven zitten'.
Gebraaie peren zijn uiteraard gebraden peren, met
vervanging van de gesyncopeerde of weggevallen d
door de j. De uitdrukking herinnert aan het gebruik
dat de eigenaar van een snoepwinkel bij de bakker
peren in de oven liet braden. Zodra ze gebraden
waren, liep het nieuws door het dorp en werden de
'warme peren' verkocht. Zodra ze koud waren, wa
ren ze niet meer lekker en ook niet meer verkoop
baar. De winkelier bleef met de gebakken peren zit
ten. De uitdrukking is opgegeven voor Middel-
harnis en Sommelsdijk op Goeree-Overflakkee.
De dialecten van dit Zuid-Hollandse eiland worden
traditioneel immers als Zeeuwse dialecten bestem
peld.
En weet u waarom juunhemeltje een spotnaam
is voor de oud-gereformeerden op Zuid-Beveland?
Ze kregen deze naam omdat zij samenkwamen in
een boerenschuur, waar op de zolder de uienvoor-
raad lag.
Het woord pad'ööge voor een oog met een
'strontje' erop is bekend in heel Zeeland en ook
daarbuiten. In het Woordenboek van de Zeeuwse
Dialecten geven Brouwershaven en Nieuwerkerk
'n padje op j'n oage op. Dat padje in de betekenis
'strontje, g'erst(e)korrel, hordeolum' is volgens
Frans Debrabandere verkort uit paddenschieter,
eigenlijk paddeschijter. Ook paddescheet. Het
woord zou berusten op het volksgeloof dat het ge
zwel te verklaren is door een scheet van een pad,
die schadelijk zou zijn voor de ogen. Vandaar er
heeft een pad op gescheten. Maar zonder de minste
twijfel moet pad hier niet worden begrepen als
'kikvorsachtig dier', maar als 'weg'. Een strontje
heet dialectisch namelijk ook wegeschijter, weeg
scheet. Kiliaan vermeldde al het woord wegh-
schijte voor 'strontje, hordeolum' omdat iemand 'in
via publica ventrem exonerat', d.w.z. voor wie op
de openbare weg zijn gevoeg doet. Het strontje
werd in het volksgeloof beschouwd als straf voor
wie op straat had 'gescheten' of tegen een kerk had
geplast.
En kent u het Clingese woord Sintegreef 'palm
pasen, stokje met haantje en ruiter van koekdeeg'?
Greef is een dialectische variant van graaf. Het
gaat namelijk om de graaf van halfvasten, die
rondtrok en lekkernijen uitdeelde. Een traditionele
lekkernij was ondermeer het suikeren tikkenhaantje
'Een haantjen op e stoksken, en daar e manneken
op'. Vanaf de achttiende eeuw werd de graaf van
halfvasten als de kindervriend beschouwd en vanaf
de negentiende eeuw kreeg hij de titel van heilige,
werd hij Sintergreef naar analogie van Sinterklaas
en Sint-Maarten.
Een gesteven boord of vadermoordenaar wordt
in Poortvliet, Driewegen/Ovezande en Zeeuws-
Woorden
123