Cv
nun
niteit over de Westerschei de, maar hij wenste ook
de annexatie van Zeeuws-Vlaanderen. Nederland
kreeg met een nabuur te doen die meende, doordat
hij in de oorlog betrokken was geraakt, gunsten te
kunnen afdwingen. Er waren niet veel Zeeuws-
Vlamingen die iets voelden voor een blijvende
verbintenis met België.
Tijdens de oorlog was Nederland neutraal
gebleven. Die neutraliteit moest ook op de Wester-
schelde gedurende de oorlogsjaren worden gehand
haafd. Hierdoor waren conflicten met België ont
staan en na de oorlog drongen de zuiderburen dan
ook aan op herziening van het Tractaat. Het ging
de Belgen in eerste instantie om het ongedaan
maken van de beperkingen die het Tractaat hen ten
aanzien van de Schelde oplegde. Nederland
beschouwde dit als een inbreuk op haar soevereini
teit. Het waren de Zeeuwen die als eersten hun
bedenkingen tegen de Belgische eisen uitten. Op 21
september 1925 verzochten de Staten van Zeeland
om verwerping van de voorgestelde herziening van
het Tractaat. Het nieuwe verdrag opende namelijk
de mogelijkheid dat dijken zouden worden verlegd
in het belang van de scheepvaart op de Schelde en
dit veroorzaakte voornamelijk in Zeeland een
storm van protest. De geschiedenis herhaalt zich,
zo is wel beweerd.
Het Rotterdamse dagblad De Maasbode meldde
in de roerige dagen na de verwerping van de her
ziening in 1927 deze betekenisvolle woorden:
"Nederland stelt een goede verstandhouding met
België op hoog'e prijs. Het verlangt door een alles
behalve schriele welwillendheid de toenadering
tusschen de beide volken te bevorderen. Het
beschouwt een redelijke toepassing van de schei
dingsregeling als een staatkundige wenschelijk-
heid." En vervolgt dan: "Maar Nederland wenscht
de nieuwe onderhandelingen los van de voogdij
van de Mogendheden zelfstandig en met een zelf
standig België te voeren."
Perscommentaren in België waren wat minder
vriendelijk en zelfs tot in de Belgische senaat werd
betoogd dat "als de Hollanders ons niet vrijwillig
de sleutel van onze eigen voordeur willen geven,
men hun die sleutel eenvoudig afpakke!" De katho
lieke Vlamingen betreurden het dat Nederland de
uitgestoken vriendenhand had geweigerd en zij
stelden vast dat tussen Noord en Zuid een diepe
kloof was ontstaan.
De Haagse bestuurders gingen in eerste instan
tie voorbij aan de Zeeuwse ongenoegens. De
Tweede Kamer echter aanvaardde
de voorgestelde herziening.
"Grote beroering", schreef C.A.
van der Klaauw in het proef
schrift waarop hij in 1952 pro
moveerde. De toenmalige minis
ter van Buitenlandse Zaken jhr.
H.A. van Karnebeek deed een
poging de Eerste Kamerleden
voor zich te winnen. Met 33
stemmen tegen en 17 voor wer
den de Belgische eisen in de Eer
ste Kamer verworpen. Van der
Klaauw, de latere minister van Buitenlandse Zaken,
memoreerde nog: "De economische offers die van
Nederland werden gevraagd waren te groot."
Nederland verzette zich eveneens tegen de aan
leg van het Moerdijkkanaal, een betere verbinding
van de Schelde met de Rijn. Hier waren de Rotter
damse belangen in het geding, zo meende men.
Later zou blijken dat de Rotterdamse concurrentie
regels ongegrond waren en er toch met toestem
ming van Nederland een goede Schelde-Rijnver-
binding diende te worden gegraven.
De Schelde-Rijnverbinding 7 948- 7 975)
Bij de honderdjarige herdenking van het Tractaat
van 1839 werd betoogd dat de Belgisch-Neder
landse geschillen niet herleid moesten worden tot
een concurrentiestrijd tussen Rotterdam en Ant
werpen. Na de Tweede Wereldoorlog leidden lang
durige onderhandelingen tot een oplossing voor de
Schelde-Rijnproblematiek. Nederland erkende dat
de door haar bijna een eeuw eerder genomen een
zijdige beslissing tot het graven van het Kanaal
door Zuid-Beveland niet juist geweest was. Hecht
verbonden, zo leek wel, herrezen beide landen uit
de Tweede Wereldoorlog. Ongetwijfeld zijn deze
banden ontstaan door een gemeenschappelijk lot
tijdens déze oorlog: Nederland en België leden en
streden tussen 1940 en 1945 in vrijwel gelijke
mate.
België eiste de aanleg van een Schelde-Rijnver-
binding. In Antwerpen ging men er terecht van uit
dat de toekomst van haar haven alleen door een
rechtstreekse, veilige en gemakkelijke vaarweg voor
de binnenvaart verzekerd kon zijn. De omweg via
het Kanaal door Zuid-Beveland accepteerden de
Belgen niet langer.
Artikel VI van het in 1927 verworpen, gewij
zigde Tractaat voorzag voor België in het recht om
■f 'ir-
4*- j;
Minister van Buiten
landse Zaken jhr. I-I.A.
van Karnebeek (1874-
1942). Part. coll.