Nederlandse Taalkunde van de Universiteit Gent.
We hadden ook gebruik kunnen maken van opna
mes van het Zeeuws Documentatiecentrum, bij
voorbeeld, maar we hebben ons tot één bepaalde
verzameling beperkt, omdat die heel specifiek voor
dialectologische doelen is opgevraagd en nog niet
is ontsloten. Dat betekent natuurlijk ook dat we
slechts kunnen putten uit wat voorhanden is. We
hebben er ook bewust voor gekozen om niet met
nieuw op te nemen materiaal te werken, omdat we
het dialect wilden laten horen zoals het ongeveer
veertig, vijftig jaar geleden werd gesproken. Op die
manier kan er aandacht worden besteed aan ver
schillen en gelijkenissen vroeger en nu, en aan
dialectverlies. Dat dat zelfs in die tijd al duidelijk
aanwezig was, is bijvoorbeeld te merken in een
stukje uit Breskens waar de spreker het heeft over
het strand. In een groot deel van WZV is dat
strange, maar de man gebruikt naast strange ook
al een paar keer strand.
Ook de kwaliteit van het materiaal is een
beperkende factor. De opnames zijn gemaakt in de
jaren zestig en zeventig en bij enkele is de kwaliteit
onvoldoende voor dit project.
Iets minder belangrijk, maar toch wel de moeite
waard om over na te denken bij de selectie, is de
inhoud van de fragmenten. Niet van elke opname
is de vorm even interessant als de inhoud, en
omgekeerd. Het is dan ook niet altijd zo gemakke
lijk om een stuk te selecteren van een minuut of
drie waaraan een luisteraar ook nog inhoudelijk
iets heeft. Het hang't uiteraard af van het gekozen
thema van die vrije gesprekken of zel fs van het al
dan niet aanwezig zijn van een thema, en ook de
vlotheid en duidelijkheid van interviewer en geïn
terviewde is belangrijk. Vooral bij de opnames van
het Meertens Instituut is dikwijls gekozen voor een
gesprek zonder gespreksleider, waarin drie mensen
uit hetzelfde dorp met elkaar gaan praten. Derge
lijke interviews resulteren soms in leuke gesprek
ken, maar ook heel dikwijls in ja/neen-antwoorden.
Of soms zelfs in roddels over dorpsgenoten, en zo
iets kan men niet als fragment kiezen uit privacy-
overwegingen. Er leven immers nog altijd familie
leden van de geïnterviewden hier in Zeeland.
Er zijn dus drie thema's, die elk hun plek krijgen:
twee luisterhokjes voor landbouw, twee luisterhok
jes voor alledaagse dingen en een hokje over de
Ramp van 1953. Er waren ruim tien dialectopna
mes waarin over de ramp werd verteld. Deze ramp
is vrij ingrijpend geweest voor Zeeland en het leek
ons dan ook de moeite waard de verhalen die daar
over werden verteld op te nemen, of althans frag
menten ervan. Het nadeel bij dit thema is wel dat
de regionale verscheidenheid beperkter is dan in de
andere luisterhokjes, omdat men zich heel specifiek
aan dat ene thema houdt en je je dus moet beper
ken tot de opnames die hierover bestaan. Vooral
Goeree-Overflakkee en West-Zeeuws-Vlaanderen
zijn goed vertegenwoordigd. Voor landbouw is
gekozen omdat Zeeland een agrarisch gebied is, en
over landbouw in de vorige eeuw is heel wat te
vertellen. De gesprekken gaan dikwijls over vlassen
en over dorsen, maar ook paarden en broodbakken
komen bijvoorbeeld aan bod.
De fragmenten over het alledaagse leven
behandelen de visserij, mossels kweken, het nieuwe
veer in Breskens, een bombardement in Sas van
Gent, enzovoorts.
Op het scherm verschijnt een vernederlandste
tekst waardoor het gemakkelijker wordt om het
fragment te beluisteren. Op het beginscherm ziet u
waar en wanneer de opname is gemaakt, wanneer
de spreker geboren is. Dat is vaak rond 1890. De
oudste informant op de bandopnames die gebruikt
werden - maar die niet in de tentoonstelling is
opgenomen - is een man uit Cadzand die is gebo
ren in 1872.
Verwerkt in de buizenconstructie zit ook het
informatieve gedeelte. Op zeven vinyldoeken vindt
u meer uitleg over de tentoonstelling en de
Zeeuwse dialecten. Op enkele panelen staat iets
over de uitspraak in de Zeeuwse dialecten. Ook
typische woorden en het kacheltje op de diek
komen aan bod. Deze informatie staat ook in de
dialectkrant, die gratis te verkrijgen is in de biblio
theken en bij de Stichting Cultureel Erfgoed
Zeeland.
Het tweede onderdeel van de tentoonstelling
bestaat uit drie groepen van vier bioscoopstoelen.
Daarin zijn, verdeeld van noord naar zuid, verhalen
en enkele liedjes te beluisteren. Per stoel zijn vijf
stukjes te horen, verdeeld in kleinere dialectregio's.
Zo zult u in Regio Noord een stoel vinden voor
Goeree-Overflakkee, Schouwen-Duiveland, Tholen
en Sint-Philipsland en Noord-Beveland. De mid
dengroep heeft Walcheren en Zuid-Beveland. En op
de zuidstoel hoort u West-Zeeuws-Vlaanderen, Het
Land van Hulst, Het Land van Axel en de grens-
De Zeeuwse Klapbank