werd gedaan. Als we willen weten hoe verspreid een bepaald woord is in Zeeland, moeten we eerst het Woordenboek van de Zeeuwse Dialecten erbij halen. Dan zien we dat in vrijwel heel Zeeland vlui het gewone woord is. In het Land van Hulst wordt het als verouderd opgegeven. In Zuid-Beveland wordt het ook als vleue uitgeproken. En in Sint- Maartensdijk is het zelfs vlaaie. Maar hoe zit het met de herkomst? Vinden we daar iets over in het Zeeuws Etymologsich Woor denboek? Vluie blijkt een moeilijk geval te zijn. Frans Debrabandere probeert het te verklaren maar moet het bij een vermoeden houden. Het is waar schijnlijk verwant met een oud werkwoord dat 'slaan' betekent: "Misschien van een oud *vlegen 'slaan', verwant met Lat. plaga, Gr. plègè 'slag'". In het aangrenzende Vlaanderen wordt vleie en vlegel gebruikt. Joën in Noord-Beveland zegt de geïnterviewde landbou wer dan had ieder zijn joo. En dan had je een joo- jager." Ik had eerst geen idee wat ik precies hoorde, maar in het Zeeuws woordenboek vond ik zowel de jóóë als de joojaeger. In het woordenboek vind ik geen verwijzing naar Noord-Beveland, maar jóóë(n) is in de beteke nis 'een strook wieden' wel bekend in Zuid-Beve land en Schouwen. In dezelfde betekenis bestaat jaone(n) 'de kantg'ang' wieden', dat zeldzaam gebruikt wordt op Walcheren, Zuid-Beveland en in het Land van Hulst. Een joojaeger is een voorman van de wieders, de buitenwieder, die zorgt dat de jöóltjes recht blijven. Het woord is bekend op Zuid- Beveland, Schouwen en Goeree-Overflakkee. Het woord is ook bekend bij andere veldarbeid, zoals het vlastrekken. Een jool, jööltje of jööi is een 'baan, strook, die één veldarbeider voor zijn reke ning neemt (meestal bij het wieden)' en is bekend op alle Zeeuwse eilanden. De breedte van 'n jóól bij het wieden verschilt: drie rijen bij suikerbieten; vijf rijen bij tarwe, volgens de Rillandse informant. Bij andere veldarbeid is het woord minder gewoon: als 'strook door een arbeider neergelegd bij het oog sten' is het opgegeven door Walcherse, Zuid-Beve- landse en Goereese informanten, bij het hooien was het alleen nog bekend in Goedereede. Het woord jool is wel nog blijven hangen in enkele uitdruk kingen. Voor de herkomst kijken we weer in het Zeeuws Etymologisch Woordenboek: janen, joën 'de kant gang wieden, resp. een strook wieden' hangt blijk baar samen met een wortel die 'gaan' betekent en is in verwante vormen en betekenissen in heel wat andere talen bekend. In Duitse dialecten kent men jahnen, johnen 'landarbeid op een lange strook verrichten'. In West-Vlaanderen kent men jaan, geaan 'spoor van een wiedster op een akker, strook afgemaaid gras of graangewas' (De Bo). In het Mid delhoogduits is jan een 'rij, strook gemaaid gras, koren'. Zelfs in Engelse dialecten yanen in het Zweeds (dn 'strook bouwland') en Deens aan 'rij bijeengeplaatste schoven') zijn verwante woorden bekend. Lemen/Hemen Een man uit Koewacht heeft het over lemen 'de houtachtige delen van de vlasstengel'. Lemen zelf staat niet als lemma in het Zeeuws Etymologisch Woordenboek, Hemen wel. Maar lemen staat wel in het Oost-Vlaams en Zeeuws-Vlaams Etymologisch Woordenboek. Daar neemt Debrabandere zowel lemen als Hemen op. Koewacht is natuurlijk een echt grensgeval. In het Zeeuws wordt Hemen meer gebruikt dan lemen. Liemen of lemen is afval van het vlas. Elet zijn de houtige delen van de stengels die overblijven na het repelen. Het woord liemen is bekend op de Bevelanden, Tholen, Schouwen-Dui- veland, West-Zeeuws-Vlaanderen, Sint-Philipsland en Goeree. De vorm lemen komt voor in heel Zeeuws-VIaanderen. Vroeger werd het veel als brandstof gebruikt, vandaar wellicht nog de uit drukking, gegeven door Goedereede 'f Is op Hemen ekookt in de betekenis 'het is goed gaar'. Liemen (en ook lemen) zou teruggaan op een Indogermaanse wortel met de betekenis 'breken, gebroken'. Ook het woord lam zou daarop terug gaan. Leme was in het Middelnederlands ook 'ver minking'. Soms kunnen we niet in het Zeeuws Etymologisch Woordenboek terecht en moeten we elders zoeken. Dat is bijvoorbeeld het geval als het woord Alge meen Nederlands is. Maar dat is geen probleem omdat we ook voor niet-dialectwoorden de nodige bronnen hebben. Er wordt gewerkt aan een etymo logisch woordenboek van het Nederlands, waarvan al drie delen op de markt zijn. En we hebben het grote Woordenboek der Nederlandse Taal, beter bekend als het WNT, dat tegenwoordig ook heel gemakkelijk en gratis online is te raadplegen (wnt.inl.nl). 16 De Zeeuwse Klapbank

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2008 | | pagina 21