Jan de Jonge, Zijn levensavond zal niet donker zijn.
85 jaar landarbeidersvereniging 'Noord-Beveland'. De
Landarbeiderswet. Heemkundige Kring De Bevelan-
den, Goes 2007. 115 pag. geb., geïll.
ISBN 978-90-70298-25-8.
"Nadat in 1918 de Landarbeiderswet was
aangenomen
Zijn op Noord-Beveland enkele mensen bij
elkaar gekomen.
Die hebben toen een vereniging opgericht.
En daarover gaat nu dit gedicht.
De vereniging telde toen maar elf leden.
Dat is minder dan de 38 leden van heden.
De oprichtingsdatum was 1921 - de 22ste maart.
Uit die tijd zijn nog enkele papieren bewaard.
Ook kan men veel in de notulen lezen;
Daaruit blijkt dat op 3 september de koninklijke
goedkeuring werd verkregen."
Bovenstaande regels vormen het eerste couplet van
het gedicht dat bestuurslid Steven Dees in 1981
maakte ter gelegenheid van het zestigjarig jubileum
van de landarbeidersvereniging 'Noord-Beveland'.
De 'Vereniging ter bevordering van de verkrij
ging van onroerend goed door landarbeiders
Noord-Beveland', zoals de vereniging officieel
heette, was een uitvloeisel van de Landarbeiderswet
uit 1918 die landarbeiders de mogelijkheid bood
om, met steun van de regering, een stuk land met
woning in eigendom, of los land in pacht te ver
krijgen. De wet, die tot 1965 van kracht bleef, was
gericht op een verbetering van de leefomstandig
heden van de vele landarbeiders die er toen nog" in
Nederland waren. Zo kon de landarbeider zijn loon
aanvullen en een voedselvoorraad voor de winter
maanden opbouwen. Bovendien was de wet in
zekere zin een levensverzekering voor de arbeider:
als deze door ouderdom of ziekte niet meer in staat
was in loondienst te werken, kon hij altijd nog
terugvallen op de vruchten van de eigen arbeid.
Maar het was zeker niet alleen medeleven met
deze zwaar onderbetaalde en eeuwenlang uitge
buite klasse, die de wetgever tot actie had aange
zet. Minstens even belangrijk was de angst voor
het uitbreken van een socialistische opstand. De
Russische Revolutie lag in 1918 nog vers in het
geheugen en ook in Duitsland dreigden geweldda
dige omwentelingen. De autoriteiten van toen
waren zich ervan bewust dat het in alle gevallen de
armoede was die ten grondslag' lag aan de revoluti
onaire woelingen. Verbetering van de leefomstan
digheden waarin de armen leefden, werd dan ook
als de beste remedie tegen een dreigende revolutie
gezien. Dat deze laatste drijfveer geen hersenspin
sel is van latere historici, bewijzen de woorden van
de Staatscommissie die in 1906 een onderzoek naar
de landarbeiders had ingesteld. In haar ogen kon
door bezitsvorming "een rustige en van revolutio
naire woelingen afkeerige arbeidersbevolking wor
den geschapen."
De ontstaansachtergronden van de Landarbei
derswet komen in het tweede en laatste deel van
het boek van Jan de Jonge uitgebreid aan de orde.
Het eerste deel, grotendeels gebaseerd op de notu
lenboeken van het vereniging'bestuur, gaat gede
tailleerd in op de geschiedenis van de vereniging
en is voor een ieder met belangstelling voor lokale
geschiedenis buitengewoon informatief. Zo komen
we te weten dat de stoot tot de oprichting van de
vereniging niet door landarbeiders werd gegeven,
maar door Noord-Bevelandse boeren, zoals Ko Dees
en Jan Bom uit Colijnsplaat. Wat hun motieven
waren om de schouders onder de vereniging te zet
ten is niet altijd even duidelijk. Waren het humani
taire motieven? Of was de oprichting van de ver
eniging een poging om de landarbeiders op het
eiland te houden? Wat hun beweegredenen ook
mogen zijn geweest, steun van de boeren was voor
het slagen van de vereniging van levensbelang.
Tenslotte was ze voor de aankoop van grond aan
gewezen op de medewerking van boeren. De eerste
aankoop van land vond in 1923 plaats en wel in de
Thoornpolder te Wissenkerke. Het ging om een stuk
grond van ruim zes hectare, waarmee een voor die
tijd kolossaal bedrag van ruim tienduizend gulden
was gemoeid. De overheid verstrekte een hypo
theek, die binnen 75 jaar moest zijn afgelost. De
transactie bleek een schot in de roos. Het aantal
aanvragen om grond overtrof ruimschoots het aan-
Boekbesprekingen
33