Het Scheidingsverdrag, ook wel Vredesverdrag genoemd, is mini anderhalve eeuw vrijwel onge wijzigd gebleven. Te pas en te onpas worden de Nederlanders door hun zuiderburen gewezen op de inhoud ervan. "Feiten uit het verleden behouden immer hun invloed op het handelen in het heden." Deze uitspraak van mr. dr. Smit is nog altijd van toepassing op de Belgisch-Nederlandse verhoudin gen, vooral waar het de Schelde betreft. Smits uit spraak komen we tegen in zijn vele geschriften over de Scheldekwestie. Hij schreef in 1976 een gedenkboek in opdracht van de Belgisch-Neder landse Permanente Commissie van Toezicht op de Scheldevaart. De Tachtigjarige Oorlog die in de zestiende en zeventiende eeuw de Nederlanden teisterde, bracht een einde aan de Antwerpse voorspoed. Reeds in 1572 belemmerden met name de Zeeuwen in hun opstand tegen het Spaanse gezag de scheepvaart naar Antwerpen. Vanaf 1585 was er zelfs sprake van een sluiting die meer dan twee eeuwen zou duren. Het waren ook voornamelijk de Zeeuwen die zich bleven beijveren voor handhaving van deze sluiting. Ook na de Vrede van Münster in 1648, toen tussen de Republiek en Spanje de vrede gete kend was, bleef de Schelde gesloten. Deze feiten zijn nooit vergeten en het Tractaat van 1839 is vooral voor België nog altijd van groot belang voor een vrije en onbelemmerde vaart op de Schelde. Hoewel de verstandhouding tussen Neder land en België na de Tweede Wereldoorlog aanmer kelijk is verbeterd, zien we tot op de dag van van daag dat België waakt over haar belangen op de Schelde. Scheldekwesties In 1939, bij de herdenking van het honderdjarig bestaan van het Tractaat, werd wel gesproken van een periode die met evenveel recht kon worden bestempeld als een honderdjarige oorlog. Geestdrif tig' en hartelijk werd toen echter de Belgische koning in Nederland ontvangen. Men sprak van een goede verstandhouding en samenwerking, maar zweeg over de soms vinnige strijd die over allerlei Scheldekwesties werd gevoerd. De volgende kwesties kunnen alle in verband gebracht worden met de inhoud van het Tractaat: - de Schelde-Rijnverbinding (1846-1867); - Schelde en Maas; loodsgeldtariefg'ebonden; - afkoop van de Scheldetol (1863); - herziening van het Tractaat (1919-1927); - de Schelde-Rijnverbinding (1948-1975). Zoals hiervoor al vermeld, werd vooral van Belgische zijde het Tractaat gezien als een opge drongen overeenkomst. Deze overtuiging heeft, zeker in de eerste honderd jaar, een normale Bel gisch-Nederlandse verstandhouding in de weg gestaan. Uit de verslagen van de besprekingen die in de loop van de laatste 170 jaar zijn gevoerd, wordt duidelijk dat de Belgische onderhandelaars stevig vasthielden aan wat er in het Tractaat is vastgelegd. Nederland wilde in feite niet altijd weer aan deze overeenkomst herinnerd worden en richtte liever de blik op het belang van beide volken. Schelde-Rijnverbinding (1846-1867) In 1846 kwam voor het eerst een bepaling in het Tractaat ter discussie. Nederland besloot tot aanleg van een spoorweg van Vlissingen naar Venlo. Vlis- singen zou hierdoor kunnen uitgroeien tot een bloeiende havenstad, zo meende men. Onmiddellijk ondernam België stappen: de goede verbinding van de Schelde met de Rijn - die toen liep via het oude Kreekrak en de Eendracht - zou door deze Neder landse plannen in gevaar komen. Het leek wel alsof Nederland zo kort na het maken van goede afspra ken deze nu al niet meer wilde nakomen. Een blik op de kaart van het negentiende-eeuwse Zeeland maakt duidelijk dat de geplande spoorweg niet alleen de afsluiting van het Kreekrak zou beteke nen, maar ook dat het Sloe zou moeten worden afgedamd. De consternatie bij de zuiderburen was voorstelbaar. Om tegemoet te komen aan de bepalingen in het Tractaat legde Nederland - na een groot aantal besprekingen - in 1867 het Kanaal door Zuid-Beveland aan. Deze vaarweg betekende voor de scheepvaart van Antwerpen naar de Rijn een niet geringe omweg. Nederland vond echter dat de nieuwe vaarweg "minstens zo veilig, zo goed en gemakkelijk" was als de vaarweg door het Kreekrak. Men meende België voldoende te zijn tegemoetgekomen, beriep zich op de eigen soevereiniteit en wees verdere medezeggenschap van de hand. Deze eenzijdige Nederlandse actie betekende dat de reeds vertroebelde verstandhou ding onveranderd bleef. Pas een eeuw later zou voor de omweg een andere oplossing worden gevonden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2008 | | pagina 8