m mm
is een aantal ontwikkelingen gaande die de waarde
van sloten kunnen gaan bepalen.
Allereerst is er de klimaatsverandering. Het
gevolg ervan voor sloten is dat er meer regen gaat
vallen en er dus meer zoet water door de sloten zal
gaan stromen. Bovendien kunnen door de hogere
temperaturen zuidelijke soorten gemakkelijker in
ons land overleven. Bij de libellen heeft dit waar
schijnlijk al tot een grotere soortenrijkdom geleid.
Voor veel andere diergroepen die van zoet water
afhankelijk zijn, kan hetzelfde gaan gelden.
Dan zijn er de ontwikkelingen in het water
beleid. Sinds kort is de Kaderrichtlijn water van
kracht, Europese wetgeving waarvan vernacht
wordt dat ze de kwaliteit van het oppervlaktewater
zal gaan verbeteren. Overigens vallen de meeste
sloten niet direct onder de kaderrichtlijn: sloten
worden niet als waterlichaam beschouwd en hoe
ven dus ook niet aan de kwaliteitscriteria van
waterlichamen te voldoen. Maar sloten voeren wel
hun water af op waterlichamen en via de eisen aan
deze waterlichamen kan het nodig blijken ook de
kwaliteit van het slootwater te verbeteren. En
omgekeerd: doordat de Kaderrichtlijn water bij
voorbeeld vereist dat de vispopulaties in de water
lichamen evenwichtiger van samenstelling zullen
worden, zullen ook de sloten een evenwichtiger
visfauna krijgen.
Al enige tijd worden overal in Zeeland water
gangen verbreed en natuurlijke, brede oevers aan
gelegd. Het waterschap voert deze werkzaamheden
onder andere uit om voor een grotere waterberging
te zorgen, nodig om de toename van regen door de
klimaatverandering op te kunnen vangen. Ook slo
ten moeten wellicht worden verbreed en van bre
dere oevers voorzien. Voor de natuur kan dit zeer
gunstig uitpakken doordat er een simpele positieve
relatie tussen oppervlakte en soortenrijkdom
bestaat: hoe groter de oppervlakte sloot, hoe meer
waterleven en hoe breder de slootkant, hoe meer
planten- en diersoorten (CUR, 1999; CUR, 2000).
Ook het vervangen van beschoeiing door natuur
lijke oeverbegroeiing zal de waarde doen toene
men. Daarbij komt dat bij bredere slootkanten, de
negatieve invloed van de landbouw op de sloot zal
afnemen doordat er minder bestrijdingsmiddelen
en meststoffen het slootwater zullen bereiken.
Dit laatste kan ook een gevolg zijn van een
andere ontwikkeling: die van het agrarisch natuur
beheer, meer in het bijzonder die van het aanleg
gen van akkerranden. Akkerranden hebben bewe
zen een positieve invloed te hebben op de
soortenrijkdom van slootkantvegetaties (Musters et
al., in prep.). Een goede afstemming tussen het
slootbeheer en het agrarisch natuurbeheer kan dus
de natuurwaarde van sloten verder vergroten.
Zijn al deze ontwikkelingen positief voor de
natuurwaarde van sloten en slootkanten? Daar lijkt
het wel op, maar we moeten wel bedenken dat de
toename van de natuurwaarde door verzoeting in
feite gelijk staat met een afname van het typisch
Zeeuwse van de sloten. Soorten als de Rugstreep-
De rugstreeppad is echt een soort van Zeeuwse sloten. Foto C.J.M. Musters.
44
Zeeuwse sloten