de geboorte van de ouders geleerd. Dat geldt voor 89,5% van de Zeeuwse invullers. Noord-Zeeuwen lopen ook hier voorop met 94,8%. De middenregio en Zeeuws-Vlaanderen halen elk 88,6%. Bijna iedereen begrijpt ook het dialect van de plaats waar hij nu woont (98,4%), maar slechts 65,7% spreekt dat dialect. Deze veel lagere score kan gedeeltelijk verklaard worden omdat informan ten ook wel verhuizen binnen Zeeland, en dus niet meer in of op hun geboorteplaats of -eiland wonen. Een Zeeuws-Vlaming' uit Hulst bijvoorbeeld kan verhuizen naar Goes of Middelburg op Zuid- Beveland of Walcheren. Hij of zij zal dat dialect waarschijnlijk zonder veel problemen kunnen begrijpen, maar niet spreken omdat het een totaal ander dialect is dan het dialect van zijn geboorte streek. Het Oost-Zeeuws-Vlaams is immers het meest afwijkende dialect van Zeeland. In het Land van Hulst zeggen ze niet huus maar huis, en niet kieken maar kijken. Ze zeggen er niet booëm of boam voor boom, maar boeëm en niet praete maar proaten. En zo zijn er nog wel heel wat voorbeel den te vinden van dialectverschillen tussen die regio en de rest van Zeeland. De hoogste scores voor het spreken van het dialect van de huidige woonplaats noteren we in het noordelijke gebied (75,5%). Zeeuws-Vlaanderen (65,5%) en de mid denregio (63,8%) scoren een stuk lager. Laten we ook even de Zeeuwse informanten die beweren geen Zeeuws dialect te spreken, bekijken. 17,8% van hen zou het Zeeuws wel willen spreken. Voor hen is het dus een kwestie van niet kunnen. Maar 82,2van hen wil geen Zeeuws dialect spre ken. En dat is dan vooral een kwestie van niet wil len. Echte verschillen tussen de vijf typen Zeeuwen vinden we niet. Ook de factoren sekse, leeftijd of opleiding hebben op het al of niet willen spreken geen significante invloed. Er zijn uiteraard wel weer verschillen tussen de diverse regio's. Wie in het noordelijke deel woont, is meer geneigd het dialect van de streek te willen praten (26,1%) dan wie in Zeeuws-Vlaanderen (20,9%) of in Walcheren en Zuid-Beveland (15,5%) woont. Dat laatste zal er uiteraard mee te maken hebben, dat het de meest gunstige regio is op het vlak van werkgelegenheid, enz., waardoor wellicht meer mensen uit andere dialectregio's van Zeeland hier terechtkomen. Het lijkt een bewuste, individuele keuze te zijn, die niet beïnvloed wordt door de ons onderzochte factoren. Natuurlijk speelt hierin mee dat dialect spreken toch heel wat negatieve vooroordelen oproept. Zeeland Brabant limburq Figuur 2. Dialect spreken bij de plaatselijke bevolking (stabiel, mobiel en remigrant) per provincie en geslacht (n=4180) Figuur 2 toont het aantal lokale dialectsprekers opgedeeld volgens provincie en geslacht. Dialect wordt nog het meest gesproken door de Limburgse invullers (95,5%). In Zeeland is de score 86,6%. Het minste dialect wordt gesproken in Brabant (82,9%). Mannen spreken meer dialect dan vrouwen. Het ziet ernaar uit dat het verschil groter wordt als er minder dialect gesproken wordt: in Limburg is het verschil slechts 1%, in Brabant loopt het op tot 9%, Zeeland hangt ertussenin. Jongere mensen spreken minder dialect dan oudere invullers (figuur 3). Het keerpunt voor dialectverlies schijnt rond de leeftijd van veertig te liggen in Zeeland en Brabant, in Limburg spreekt enkel de jongste groep een beetje minder dialect dan de oudere, maar dialectgebruik blijft er zeer hoog (95,4%). In Brabant lijkt het dia lectverlies op te lopen in de jongste generatie: slechts 60% zegt er nog een plaatselijk dialect te kunnen spreken. Andere cijfers zijn niet in tegenspraak met algemeen geldende beweringen over dialecten. Laagopgeleiden (85%) spreken meer dialect dan midden- (75%) en hoogopgeleiden (77%). In de oudste leeftijdsgroep beweren mannen en vrouwen evenveel dialect te kunnen spreken. Daarnaast zien we dat de actieve beheersing van het dialect afneemt naarmate men jonger is en dat vrouwen beweren minder dialect te kunnen spreken dan mannen. De meeste dialectsprekers in Zeeland vin den we bij de laagopgeleide oude mannen: 93% kan een Zeeuws dialect spreken. Actieve dialect kennis is het laagst bij de hoogopgeleide jonge vrouwen (68%). Er is dus zeker sprake van dialect verlies, maar we kunnen het ook positief formule ren: 7 van de 10 vrouwen jonger dan 35 kan nog altijd een Zeeuws dialect spreken. 56 Oe praet jie?

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2008 | | pagina 22