eland 17.2
scoort dan weer het hoogst op reg'iolectisch taalge
bruik. Met 42,8% steken ze schril af tegen de
magere 19,2% in het Noord-Zeeuws en de 31,9% in
het Midden-Zeeuws.
De toestand met de kinderen is duidelijk. Over
de hele lijn wordt meer standaardtaal en minder
dialect gesproken, maar er wordt - en dat is verras
send - blijkbaar minder regiolect gepraat met de
kinderen dan met de partner. 28,7spreekt met
hen standaardtaal (9% hoger dan met de partner),
39,6 beweert nog altijd dialect met hen te spreken
(een kleine 8% lager) en slechts 31,7% gebruikt
regiolect in deze situatie (1,5% minder dan met de
partner). Dialect wordt nog het meest doorgegeven
in het noorden. Meer dan de helft van de ouders
(55,2%) beweert nog dialect te spreken met de kin
deren. In Zeeuws-Vlaanderen is dat 41,2%, gevolgd
door de middenregio met 35,3%. Standaardtaal
staat daar dan weer het sterkst (34,1%). Opvallend
is dat slechts 18,1% van de Zeeuws-Vlamingen
standaardtaal gebruikt met zijn kinderen. De grote
winnaar daar is de regiolectische tussenvariant
(40,8%). Regiolect scoort dan weer uitzonderlijk
laag in het noorden, waar het 'echte' dialect sterk
staat (17,6%). De middenregio verdeelt de verschil
lende variëteiten op ongeveer dezelfde manier:
34,1% voor standaardtaal, 30,6% kiest voor regio
lect en 35,3voor dialect.
In figuur 5 zien we de antwoorden op deze laat
ste vraag, opgesplitst per provincie en leeftijd voor
de drie zuidelijke provincies. Ook hier zien we weer
duidelijke verschillen tussen de provincies. Acht van
de tien Limburgse ouders kiezen voor het dialect, in
Zeeland is dat vier op tien, en in Brabant spreekt
slechts een kwart dialect met de kinderen. In deze
provincie zijn het regiolect en de standaardtaal
evenredige populaire alternatieven. We moeten wel
voorzichtig zijn met conclusies rond de twee jongste
groepen in Brabant, omdat het aantal in deze sectie
laag is, maar het lijkt erop dat de jongste groep
meer voor regiolect kiest dan voor standaardtaal.
Dialecten verliezen duidelijk vaste grond in Brabant.
In Zeeland varieert het dialectgebruik niet per leef
tijdsklasse (het blijft hangen rond de 40%), en in
Limburg is er zelfs een tendens naar een hoger
gebruik van dialect bij de opvoeding van kinderen.
Het zou ons te ver leiden alle situaties in detail te
bespreken. Tabel 3 geeft een overzicht van het
gebruik van de drie variëteiten in de drie regio's in
Zeeland in verschillende situaties
Figuur 5. Wat spreekt u met uw kinderen: dialect, regiolect of
standaardtaal, opgesplitst per provincie en leeftijdsgroep.
Wat denken Zeeuwen over hun dialectgebruik?
Aan de hand van een reeks stellingen is de attitude
tegenover dialectgebruik in het algemeen en de
Zeeuwse dialecten in het bijzonder bestudeerd. We
beperken ons hier tot de opvallendste resultaten.
Zeeuwen zijn optimistisch over het voortbestaan
van hun lokale taalvariëteiten. 70% gaat ervan uit
dat de Zeeuwse dialecten altijd zullen blijven
bestaan, ook al zullen de verschillen tussen de dia
lecten kleiner worden en de lokale dialecten plaats
maken voor regiolecten. 60% vindt dat er in het
basisonderwijs meer aandacht aan het dialect
geschonken moet worden. En de helft staat positief
tegenover het gebruik van dialect in officiële situa
ties, zoals een burgerlijk huwelijk. Driekwart van
de informanten vindt dat er meer informatie
beschikbaar moet komen over het streekeigene
(plaatselijke geschiedenis, gewoonten, liederen en
feesten). Meer informatie in en over het Zeeuws in
de regionale kranten krijgt minder bijval (38%),
maar meer Zeeuws op Omroep Zeeland dan weer
wel (57%) (hoewel dat nu net teruggeschroefd is in
de nieuwe programmering van Omroep Zeeland
vanaf april 2008), net als een uitgesprokener
Zeeuws accent (54%).
De erkenning van het Zeeuws kan (en kon) op
geen meerderheid rekenen: 48,7% ja, 33,5% nee en
19,7% heeft geen uitgesproken mening. Over een
officiële dialectspelling is men zeer duidelijk: meer
dan de helft van de Zeeuwen is radicaal tegen,
slechts een kwart verklaart zichzelf voorstander.
Het Zeeuws wordt toch vooral als een spreektaal
aangevoeld. Daarnaast is er geen sprake van hét
Zeeuws, maar van een verzameling Zeeuwse dia
lecten, die ieder op zich dan eigen spellingsregels
moeten hebben.
Oe praet jie?
59