In memoriam ir. Jan Adriaan Trimpe Burger Peter Henderikx Op 25 maart jl. overleed, 84 jaar oud, ir. Jan Trimpe Burger, oud-provinciaal archeoloog voor Zeeland en lid van het Zeeuws Genootschap. Ook al was hij reeds 22 jaar met pensioen, voor archeo logen, historici en vele anderen gold hij nog steeds als het boegbeeld en de nestor van de archeologie- beoefening in Zeeland. Met zijn dood werd een tijdperk afgesloten van pioniers, een periode waarin in Nederland onder de paraplu van een aantal universiteiten en de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) te Amers foort een kleine groep wetenschappers van de archeologie een volwassen wetenschap had gemaakt. Tot die generatie behoorde ook Jan Trimpe Bur ger. Jan werd in 1923 geboren in Mierlo (N.Br.), en verhuisde in 1936 met zijn ouders naar Zeeland; zijn vader en moeder kwamen daar beiden van daan. Het gezin vestigde zich in Oostkapelle in huize Duinvliet aan de Domburgseweg. Jan ging naar de Rijks-hbs in Middelburg en behaalde daar het einddiploma hbs-B. Na de oorlog volgde zijn studie aan de Landbouwhogeschool in Wagenin- gen, waar hij in 1953 afstudeerde als landbouw kundig ingenieur. Per 1 april 1955 werd hij aangesteld bij de ROB in Amersfoort. Hij bleef daaraan verbonden tot zijn pensionering op 1 april 1986, dus precies 31 jaar. De benoeming van een landbouwkundig ingenieur bij een archeologische dienst was wel opvallend, zij het ook weer niet zo heel vreemd. De collega's van Jan bij de ROB kwamen eveneens voort uit andere disciplines dan de archeologie, zoals klassieke talen, kunstgeschiedenis en geografie. Archeologie was in die tijd aan de Nederlandse universiteiten geen afstudeerrichting; hooguit kon men het als bijvak kiezen. De afstand tussen Trimpe Burger en de archeologie bleek niet erg groot. Vooral zijn vertrouwdheid met de bodem, met geologie en bodemkunde en zijn belangstelling voor geschiede nis vormden een goede basis voor verdere scholing in het vak. Zijn werkgebied bij de ROB werd de zuidweste lijke delta, Zeeland en de Zuid-Hollandse eilanden. Aanvankelijk woonde hij met Truus en kinderen in Amersfoort, maar geheel volgens zijn wens en op aandrang van het provinciaal bestuur gaf de direc tie van de ROB hem in 1964 toestemming in Zee land te gaan wonen. In februari 1965 verhuisde het gezin naar Aardenburg, waar Jan gedurende een groot aantal jaren het archeologisch onderzoek naar de geschiedenis van die stad in (vooral) de Romeinse tijd zou leiden. Met deze verhuizing begon voor archeologisch Zeeland een geheel nieuwe periode. De directe aan wezigheid in de provincie van een bevoegd en des kundig archeoloog, die optrad als vraagbaak, advi seur, stimulator en coördinator op het gebied van de archeologie en alles wat daar maar enigszins mee te maken had, betekende een eerste aanzet tot de vorming van een zelfstandige provinciale arche ologische dienst. Zover kwam het in Trimpe Bur gers periode nog niet. Wel werd in 1971 tussen Rijk en provincie een overeenkomst gesloten, die leidde tot de officiële aanstelling van Jan als 'provinciaal archeoloog voor Zeeland' met Middelburg als standplaats, maar ambtelijk nog steeds ressorterend onder de ROB. Zijn werkplek was aanvankelijk het Zeeuws Museum, waaraan ook het Provinciaal Depot voor Bodemvondsten werd verbonden. In 1980 kregen de provinciaal archeoloog en het Pro vinciaal Depot echter een eigen onderkomen in Middelburg aan de Balans. Jan en zijn gezin woon den toen nog in Aardenburg, maar verhuisden kort daarna, in 1982, naar Oostkapelle. Onder de diverse organisaties die profijt hebben gehad van de komst van Jan Trimpe Burger naar Zeeland, neemt het Zeeuws Genootschap een voor aanstaande plaats in. Jan, die vanaf 1955 lid van het Genootschap was, werd al gauw na zijn verhui zing naar Aardenburg lid van het bestuur. Hij bleef dat tot 1975. In die periode was hij tevens voorzit ter van de Werkgroep Historie en Archeologie, maakte hij deel uit van het bestuur van de werk groep Palaeontologie (thans Geologie) en werd hij lid van de redactie van de Encyclopedie van Zee landhet omvangrijke werk in drie delen dat in de jaren 1982-1984 door het Genootschap werd uitge geven. Met name aan de encyclopedie besteedde hij 62 In memoriam

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2008 | | pagina 28