eland 17.2!
25
20
c
0
8 15
1 10
T3
E
Figuur 3. Het gemiddeld aantal soorten waterdiertjes
(macrofauna) in het eerste, het tweede en derde
meetjaar in 34 kleine brakke wateren. De streep Q
geeft de standaarddeviatie.
Kleine brakke wateren met 2 of 3 metingen
eerste jaar tweede jaar derde jaar
jaar is weer hoger dan het tweede (figuur 3). Dit
zou kunnen wijzen op een verbetering van de
waterkwaliteit of het gevolg kunnen zijn van ver
zoeting, maar de verandering is niet statistisch sig
nificant (p>0,05; getoetst wordt met behulp van het
programma TRIM, beschikbaar op www.cbs.nl).
Het beeld van de soortenrijkdom van waterdie
ren in sloten dat ontstaat uit Libellen in Zeeland,
komt ook overeen met wat op grond van de
Kromme van Remane verwacht mag worden. Tabel
1 (p. 42) laat zien dat er minder soorten libellen
gezien zijn bij sloten dan bij de andere watertypen,
behalve de brakke kreken en watergangen. Bij
Gewone pantserjuffer. Foto Chiel Jacobusse.
zoete sloten zijn er meer gezien dan bij brakke en
bij weidesloten meer dan bij akkersloten. Maar ook
hier zit een methodologisch addertje onder het
gras: hoe groter de oppervlakte is die wordt onder
zocht of hoe langer de periode dat gezocht wordt,
hoe groter het aantal soorten dat gezien wordt. Is
er wel evenveel moeite gedaan om soorten te zien
bij alle typen wateren? Voor ecologen is dit een
bekend probleem en er zijn dan ook allerlei trucjes
bedacht om de soortenrijkdom te berekenen en
daarbij te corrigeren voor verschillen in 'onder
zoeksinspanning'. Eén daarvan staat weergegeven
in tabel 1 en daaruit blijkt dat zoete sloten geen
lagere soortenrijkdom hebben dan andere zoete
wateren, maar dat brakke sloten wel degelijk soor-
tenarm zijn.
Maar er is nog meer af te leiden uit de gege
vens van Libellen in Zeeland. De verhouding tussen
het aantal libellen dat gezien is en het aantal soor
ten waartoe die behoren, verschilt namelijk nogal
per watertype. Ecologen drukken deze verhouding
uit in de 'eveness', de mate waarin de verdeling
van het aantal individuen over de soorten even
wichtig is. Hoe hoger 'eveness', hoe evenwichtiger.
Bij 'eveness' van 1 zijn van alle soorten evenveel
individuen geteld. Tabel 1 laat zien dat 'eveness'
duidelijk hoger is bij de brakke sloten dan bij de
andere watertypen. Ik kom hier later op terug.
Bij de waterdieren van sloten horen natuurlijk
ook de amfibieën en vissen. Er zijn volgens het
amfibieën en reptielenarchief van het RAVON in
ieder geval Bruine kikkers, Gewone padden, Rug-
streeppadden en Kleine watersalamanders in
Zeeuwse sloten waargenomen en ikzelf hoor gere
geld Groene kikkers kwaken in Walcherse sloten.
Behalve van de Rugstreeppad, wordt van amfibieën
algemeen aangenomen dat zij strikt gebonden zijn
Zeeuwse sloten
41