LLL 17.3 groot. Ook het wooncomfort werd beter. Als het er nog niet was, werd er elektrisch licht aangebracht en de roeframen werden vaak vernieuwd of ver groot. Moeder de vrouw voer op de particuliere vaart meestal mee en ook zij zal haar invloed heb ben laten gelden bij de indeling of vernieuwing van de roef. Andere schippers gingen door met de beurt- dienst en kochten er een vrachtwagen bij. Die waren vlak na de oorlog uit de legerdump volop verkrijgbaar. Het gebeurde dan wel dat de beurt- dienst zoetjesaan door de vrachtwagen werd over genomen. Een bescheiden aantal transportbedrijven is hieruit voortgekomen. Beurtdiensten vanuit grotere plaatsen als Mid delburg, Goes, Zierikzee, Breskens en Terneuzen op Dordrecht/Rotterdam en Amsterdam/Zaanstreek hebben het het langst volgehouden. Met een groot achterland, een grote bevolkingsdichtheid en een opkomende industrie kon de beurtvaart kennelijk nog lang concurreren met het spoor en de vracht auto. In sommige plaatsen en regio's verenigden de beurtschippers zich vaak in samenwerkingsverban den om de concurrentie van andere vervoersme- thoden het hoofd te kunnen bieden. De eerste naoorlogse periode waren gouden jaren voor de meeste beurtschippers. Tenminste, als ze hun schip niet kwijt waren. De infrastructuur was grotendeels vernietigd en ineens was de samenleving weer afhankelijk van het vervoer te water. Ook de particuliere vaart beleefde gouden tijden en zelfs de schippers die het nog bij zeilen hielden - want die waren er ook nog steeds - kon den nog goed aan een boterham komen. Toen de infrastructuur na enkele jaren hersteld was, de wegen weer goed begaanbaar waren en de treinen weer volop konden rijden, bleek ook de opmars van de vrachtauto niet meer te stuiten. Negen van de tien beurtschippers moesten uitein delijk het hoofd buigen voor deze nieuwe vorm van goederentransport. Bijzondere schepen Van de laatste Zeeuwse beurtschepen voeren er circa tachtig op Dordrecht/Rotterdam; daaivan gin gen de Gideons van Van Melle uit Breskens door naar Amsterdam. De Snelvaarts van Aug. de Meijer uit Terneuzen voeren uitsluitend op Amsterdam/ Zaanstreek. Bestemming Antwerpen hadden de motorklipper Jeannette en de luxe-motor Maria Hendrika van Vermeulen uit Middelburg. Zo'n 25 schepen voeren er tussen de Zeeuwse plaatsen onderling. Het eerste speciaal voor de beurtvaart gebouwde ijzeren motorbeurtschip was de Greve- lingen, 52 ton groot. Het schip werd in 1900 door Boot gebouwd voor H. de Rijke in Zonnemaire en is nog steeds als BRU 11, Nooit Gedacht in de vaart, in 1922 werd het als Twee Gebroeders verkocht aan beurtschipper J.W. van Beveren te Brouwershaven en het was jarenlang het kleinste beurtscheepje op Rotterdam. Het eerste motorbeurtschip van en voor Zeeuws-Vlaanderen ging in 1902 naar Hermans in Walsoorden. Het kwam uiteindelijk in de visserij terecht en is in 1993 - wegens verkoop naar Dene marken - uitgeschreven uit het Scheepsregister. Het wagenpark van Piet Roest in Breskens, september 1955. Roest deed zijn beurtschip van de hand en ging over op vervoer per vrachtwa gen van en naar Rotterdam. (Foto coll. J.C. Verduijn-Roest, Breskens) Zeeuwse beurtvaart 101

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2008 | | pagina 27