WïmIII
fy m
A. Verschuur in 1902 een Klankleer van het Noord-
bevelands (1902). Het is vooral een boek met tabel
len. Nog steeds wordt de studie van J. Dek over het
Kruinings dialect (1926) geraadpleegd, dat ver
scheen met een voorwoord van de Nijmeegse hoog
leraar Van Ginneken. Minder bekend is de Leu
vense dissertatie van Fons Moerdijk, de Klankleer
van het dialect van Zuiddorpe (Leuven 1926). Zijn
promotor Blancquaert zou in de jaren dertig van de
Zeeuwse dialecten de eerste kaarten publiceren.
Ook moeten genoemd worden de bijdragen van
de leraar Nederlands in Hulst, Jos Gielen, later in
Gent gepromoveerd, uiteindelijk hoogleraar in de
onderwijskunde in Nijmegen, en zelfs nog een
korte wijle minister van Onderwijs. Gielen behan
delde een taalkundig probleem dat in alle varianten
van de Zeeuwse dialecten voorkomt en bekendstaat
als "de g/h-wisseling". Ook besprak hij Franse
woorden in de dialecten van (West-)Zeeuws-Vlaan-
deren (1930).
We naderen nu de periode - 1928-1930 -
waarin onder regie van de Koninklijke Akademie
van Wetenschappen initiatieven genomen worden
voor het bestuderen van de dialecten. Het zal in
1930 leiden tot het instellen van een dialect
commissie waarin de jonge neerlandicus Piet
Meertens zijn bestemming zal vinden. De voorzitter
van deze dialectcommissie is de Nijmeegse hoog
leraar in de Nederlandse taalkunde, Jacques van
Ginneken.5 Onder- tussen loopt in Zeeland nog een
ander initiatief van hem.
Van Ginneken was namelijk begonnen met de
uitgave van een reeks dialectboeken. De bedoeling
was dat elk deeltje een beeld gaf van de historische
ontwikkeling van een specifiek dialect aan de hand
van teksten. Zo'n boek moest samengesteld worden
door een kenner van dat dialect, en Van Ginneken
zou er dan een inleiding voor schrijven.6
Een deeltje van de reeks stond toen op verschij
nen, namelijk dat over het West-Vlaams, samenge
steld door J. Jacobs. Voor het Zeeuwse deel was het
niet eenvoudig een samensteller te vinden. Via
deze en gene is Van Ginneken bij de Domburgse
letterkundige Hendrika Ghijsen terechtgekomen die
door hem in nogal impertinent gestelde brieven
benaderd werd. Ook Rika Ghijsen weet aan deze
jezuïet geen weerstand te bieden. Ze stelt zo goed
en zo kwaad als het gaat een boek met Zeeuwse
dialectteksten samen. Het boek zal nooit verschij
nen, geen enkel deeltje in de beoogde reeks zal ver
der het levenslicht zien.7
ffl
/j's-
Van Breen getekend door Paulusse, Renesse 1928. (Collectie L. van
Driel)
Behalve deze initiatieven om de dialecten te
beschrijven en te documenteren waren er in de
provincie verschillende streektaalschrijvers actief.
Zo is daar de hoofdonderwijzer van 's-Gravenpol-
der, Daniël Poldermans. Hij schreef al vóór 1920
schetsen in het Zuid-Bevelands. Poldermans was
een bijzondere man. Kort na de Eerste Wereldoor
log, tijdens de annexatiebeweging waarin die ver
maledijde Belgen voor de tweede keer in hun
bestaan beweerden dat Zeeuws-Vlaanderen bij
Vlaanderen hoorde, dichtte Poldermans Geen dier
der plek voor ons op aard dat gezien wordt als het
Zeeuwse volkslied. De aanspraken van de Belgen
werden dan ook afgewezen.'
Voorbereidende bewegingen
Achteraf is het nogal verbazingwekkend dat nie
mand van de eerder genoemden - Meertens, Ghij
sen, Poldermans - noch instellingen als het Zeeuws
Genootschap en enkele toen pas opgerichte heem
kundige verenigingen, zich geroepen hebben
gevoeld tot onderzoek naar de Zeeuwse dialecten.
Dat initiatiefis in de winter van 1927/'28 opgeko
men bij enkele betrekkelijke outsiders in de
Zeeuwse republiek der letteren. Pas in de tweede
fase van haar bestaan werd de dialectvereniging
salonfcihig. Over de oprichting van de Zeeuwsche
Dialectonderzoek
105