eeland 17.3
kaarten, een rekentafel, een vouwbeen, eetstokjes
en kleding. Ook het bekende houten inktpotje van
de achttiende-eeuwse Vlissingse reiziger Samuel
van de Putte en een tweetal tekeningen in kleur
van de minnaressen van de Grote Mog'ol, die door
zijn lijfarts aan Van de Putte zijn geschonken, zijn
nog aanwezig. Bij de gesteenten en mineralen zit
ten nog een door hem uit Tibet meegenomen stukje
borax en enkele "quadraatsteentjes" (pyriet) en bij
de handschriften diens bewaard gebleven aanteke
ningen en kaartjes.
Een gekleurde en met de godin Lakshmi ver
sierde ivoren haarkam uit Ceylon werd in 1777
door schipper J. Boekhout uit Ceylon meegenomen.
Uit India komen diverse voorwerpen, waaronder
achttien gepolychromeerde beeldjes in verschil
lende klederdrachten van het land, geschonken in
1921 door PI.J. van Adrichem Boogaert. Een
tweede, oudere maar fijnere, serie van veertien
stuks uit 1889 van de consul J.A. Kruyt is helaas
zwaar beschadigd.
Oceanië
De tijdens de eerste Nederlandse natuurweten
schappelijke expedities naar het onbekende Nieuw-
Guinea (dat tot Melanesia gerekend moet worden)
in 1828 en 1858 door J. Modera en C.A. Ruighart
meegenomen voorwerpen, waaronder armbanden,
een borstsieraad met varkenstanden, neusbeentjes,
pijl en boog, een stenen vuistbijl en houtsnijwerk,
behoren tot de oudste in Nederland. In de collectie
boeken van het Zeeuws Genootschap bevindt zich
het in 1830 in druk verschenen reisverslag van
Modera, die stuurman op het marinekorvet de
Triton was. Hij was daar in goed gezelschap, want
aan boord bevond zich de in 1820 door koning'
Willem I ingestelde Natuurkundige Commissie voor
natuurwetenschappelijk onderzoek in de Indische
archipel. Modera's brief, waarin hij de voorwerpen
aanbiedt en meldt dat ze van de bewoners van de
rivieren Oetanata en Dig'oel komen, zit in het
archief van het Genootschap.
De tweede grote wetenschappelijke expeditie
naar Nieuw-Guinea, met als doel etnografisch en
natuurkundig onderzoek, vond in 1858 plaats dooi
de Nederlandsch-Indische Commissie met het
stoomschip de Etna. Enige op deze reis van de
zuidwestkust van het eiland meegenomen voorwer
pen werden door de Vlissingse officier Ruighart in
1866 aan het Genootschap geschonken. In 1916
kwam er nog een schenking van missionaris D.C.A.
Bout uit Fak-Fak van sieraden, een trom en een
hoofdsteun. Van de Polynesische eilanden zijn drie
met fijne geometrische patronen versierde houten
knotsen uit Tonga van rond 1800 zeldzame objec
ten van hoge kwaliteit.
Afrika
De Afrikaanse voorwerpen komen vooral uit
Noord-Afrika, het gebied aan de kust van Guinee
(het tegenwoordige Ghana) en rondom de Congo-
rivier. Uit het legaat van G.N. de Stoppelaar komen
diverse objecten uit Egypte. C.J.M. Nagtg'las schonk
tussen 1860 en 1874 voorwerpen van de Ashanti,
zoals koperen goudgewichtjes en een stofgoudba
lans, een leren kussen, een theepot en een aarde
werken pijpenkop. In de collectie handschriften van
het Zeeuws Genootschap bevinden zich de brieven,
notities en kaartjes van Nagtglas. In 1879 kwamen
van H.J. Martijn, gerepatrieerd van de Cong'o-
rivier, allerlei gebruiksvoorwerpen, zoals kookpot
ten, waterkannen, bewerkte kalebassen, manden en
matten. Tevens leverde hij een overzicht met de
betekenis en de "negerbenamingen". Hij schonk ook
een bewerkte olifantstand en een koningsmuts van
ananasbladeren uit Luanda (Angola).
Cornelis Johannes Maria Nagtglas (1814-1897), de een na laatste
gouverneur van de Nederlandse bezittingen in West-Afrika. Foto
uit 1866. (ZA, Zei. 111., IV nr. 154-92)
Collectie Etnografica
83