I ƒ.4 we niet met zekerheid op soort hebben gedetermi neerd. Als voorbeeld mag dienen het soortenpaar 'ovale en begroeide poelslak', die als afzonderlijke soort opgegeven kunnen worden, maar ook als ovale poelslak s.l. Die mogelijkheid staat niet voor alle 'probleemgevallen' open, waardoor opgave aan het ANM achterwege blijft als er geen keuze gemaakt kan worden. Bij het soortenpaar 'kleine en zuidelijke akkerslak' is die keuze meestal wel gemaakt, waarbij achteraf niet is uit te sluiten dat er fouten zijn gemaakt. Bij het soortenpaar 'Spaanse en bos-aardslak' (Lehmannia-soorten) is die keuze nooit gemaakt, en dat terwijl haast zeker voor de eerste gekozen kon worden. Daarom worden de vondsten van Lehmannia sp. in deze rapportage wel als waarneming meegenomen. Dan zijn er ten slotte nog twee soorten erwtenmossels meegenomen, waarvan de determinatie nog niet is gecontroleerd door een specialist. De erwtenmos sels vormen een notoire groep als het om de soort bepaling gaat. Locatie en slakkenfauna Er werden bezoeken gebracht aan zeer verschil lende terreinen zoals die in het polderland en de duinstrook zijn aan te treffen. Daarnaast werd er ook in de bebouwde kom gekeken, voornamelijk in particuliere tuinen. De bezochte locaties kennen vaak meerdere biotopen. Allereerst is daar het onderscheid water en land, beide met hun eigen kenmerken. Bij water is het zoutgehalte van belang, wat hier simpel wordt voorgesteld als zoet en brak water. Op het land wordt het leefmilieu gekenmerkt door de begroeiing, bodem en vochtcondities. De begroei ing is een dominante factor, die globaal is onder te verdelen in de hoofdgroepen kruidenvegetaties en vegetaties met houtige gewassen. Er zou nog onderscheid gemaakt kunnen worden in droge, vochtige en natte typen, maar dat detail wordt hier verder niet uitgewerkt. Met weinig moeite zijn begroeiingen als gras, riet, kruidenruigte, struweel en bos zo in te delen. Niet onbelangrijk is de activiteit van de mens op de locaties. Die kan gevonden worden in het beheer en onderhoud van de vegetatie en het water, maar ook de inbreng van niet-natuurlijke elementen heeft zijn weerslag op de slakkenfauna, althans zeker op de mogelijkheid tot waarnemen van die diergroep. Bij 'niet-natuurlijke elementen' moet vooral gedacht worden aan schuilmoge- lijkheden voor slakken, zoals metselwerk, stenen en potten, maar ook weggesmeten plastic en (nat geworden) papier/karton voldoen prima. De slak- kenfauna's in verschillende biotopen kunnen sterke overeenkomst vertonen als het om algemene soor ten gaat, die zich doorgaans 'breed oriënteren'. In de biotopen komen ook soorten voor die zich juist op de bijzondere omstandigheden richten; dat zijn de ware specialisten. De werkelijkheid is dat het zelden voorkomt dat een soort overal of alleen in een specifiek milieu is te vinden. Op elke locatie is meestal wel een vaste groep slakkensoorten aanwe zig, met daarnaast een paar afwijkende soorten die voor verrassing zorgen. Kijken we naar de mogelijkheden die er voor de slakkensoorten op de locaties waren, dan geven de 1. Waarnemingen van slakkensoorten op locaties met brak water, zoet water en zonder water type locatie locaties waarnemingen waarnemingen aantal aantal o/o gem. aantal met brak water 32 45 600 47 19 met zoet water 21 30 433 34 21 geen water 18 25 235 19 13 totaal 71 100 1268 100 18 2. Waarnemingen van slakkensoorten op locaties met kruiden, kruiden+bos, bos en tuin/park type locatie aantal locaties waarnemingen waarnemingen aantal o/o Aantal o/o gem. aantal met kruiden 19 27 304 24 16 met kruiden+bos 35 49 669 53 19 met bos 9 13 169 13 19 met tuin/park 8 11 126 10 16 totaal 71 100 1268 100 18 Zeeuwse slakken 129

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2008 | | pagina 11