overzichten 1 en 2 een beeld van de waarnemingen bij bepaalde water- en begroeiingstypen. De twee overzichten laten geen opmerkelijke verschillen zien binnen de onderscheiden locatie typen. De typeringen van de locaties zijn globaal. De altijd optredende variatie binnen een locatie, hoe klein ook, kan net een afwijkende biotoop opleveren met de daarbij horende dieren. Ten slotte is er het aspect van de alom voorkomende soorten, die weinig kritisch zijn ten aanzien van de opge somde milieufactoren. Ondanks de grove typering, met weglating van alle details, zoals deel-/micro- biotopen, komt toch tot uiting wat we verwachtten. De locaties met zoet water en met bos scoren het hoogst, biotopen zonder water en met alleen krui denbegroeiing hebben de laagste slakkenpopulatie. Hoewel er in tuinen veel slakken voorkomen, blijkt dat beperkt te zijn tot een wat lager aantal soorten. Over de slakken Ook bij de soorten is gekeken naar hun binding met water en type begroeiing, zoals hiervoor reeds onderscheiden. Nu wordt de aard van de begroei ing naar mate van vochtigheid wel meegenomen. Allereerst aandacht voor de typering van de water fauna van brak en zoet water. In Zeeland zijn een paar echte brakwatersoorten aanwezig', waarvan er vier zijn aangetroffen, te weten: Basters drijfho- ren, Gray's kustslak, opgezwollen brakwaterhoren en brakwaterkokkel. Er is bij het indelen geen rekening gehouden met typische zoetwatersoorten die zwak-brak water verdragen. Echter, de soort Jenkins' waterhoren, die geldt als zoet- en brak waterbewoner, is hier steeds als (vijfde) brakwater bewoner opgevoerd. Bij de landslakken zijn voorkeuren voor een begroeiingstype bepaald aan de hand van onze veldervaring en de gegevens in de literatuur. Strikte splitsing naar een voorkeur voor één begroeiingstype is vaak niet mogelijk, waardoor de werkelijkheid wel eens geweld is aangedaan. Er is een enkele landslak die een voorkeur heeft voor natte, brakke tot zoute omstandigheden, te weten het gewoon muizenoortje. De voorkeur van slakken voor water- en begroeiingstypen is in de overzich ten 3 en 4 weergegeven. Ook deze twee overzichten tonen geen verras singen. Veel zoet water zijn we niet tegengekomen. De relatief hoge score van 'zoete' waarnemingen ten opzichte van die in brak water komt voor reke ning van de ovale poelslak, die dan wel als zoet watersoort is getypeerd, maar ook veelvuldig in zwak-brak water te vinden is. Daarnaast geeft een bezoek aan het echt zoete water ook meteen veel soorten, en dus veel waarnemingen. De bulk van de waarnemingen wordt bepaald door de slakken op land, buiten de invloed van brak water. Daarbij zijn de vochtige begroeiingen het meest in trek. De extreme milieus trekken specialisten, waarvan de zandslak (droog) en de plompe dwerg'slak (nat) voorbeelden zijn. Natuurbelang Een lijst met waargenomen mollusken biedt meer dan alleen het beeld van deze fauna en, als afg'e- 3. Waarnemingen van land- en waterslakken met betrekking tot brakke en zoete milieus milieutype aantal soorten soorten waarnemingen waarn.% land brak 1 1 3 nihil land zoet 58 64 1083 85 water brak 5 5 44 4 water zoet 27 30 138 1 1 totaal 91 100 1268 100 4. Waarnemingen van landslakken met betrekking tot kruidachtige en houtige begroeiingen begroeiing aantal soorten soorten waarnemingen waarn. °/o kruiden - droog 11 18 91 8 kruiden - vochtig 24 41 422 39 kruiden - nat 7 12 126 12 houtig - droog 1 2 8 1 houtig - vochtig 16 27 439 40 totaal 59 100 1086 100 130 Zeeuwse slakken

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2008 | | pagina 12