Een dak boven het hoofd
De Oegstgeester dakpan: zeldzaam (en) fraai
Betty Blikman-Ruiterkamp
Dakpannen houden het binnen droog. Ze zijn
bijna altijd rood of grijs van kleur. Soms blinken
ze, maar meestal zijn ze dof. Zo simpel zit het in
elkaar, tenminste voor degene die niet verder kijkt
dan zijn of haar neus lang is. Maar wie echt naar
daken kijkt ziet veel verschillen en ontdekt dat de
donkere Oegstgeester dakpan de mooiste is. En
hoewel zeldzaam, zijn ze nog aanwezig in Zeeland.
Soorten dakpannen
De vroegst bekende types dakpannen zijn holle en
bolle dakpannen, die sterk in elkaar grijpen. Ze
werden ook wel onder- en bovenpan of paters en
nonnen genoemd. Deze hadden twee nadelen.
Omdat ze elkaar nogal ruim overlappen, wordt het
dak bijna dubbel gedekt. Dit vereist een kapcon
structie met dikke daksporen en zwaar spantwerk.
Van beide zaken wordt een dak duurder. Vinding
rijke personen bedachten toen de Quackpan, een
model waarin de holle onderpan en de bolle
bovenpan werden samengevoegd. Deze enkeldekker
betekende een hele vooruitgang, waar echter nog
het een en ander aan viel te verbeteren. In de loop
van de zestiende eeuw evolueerde de Quackpan tot
de veel slankere holle pan, die tot ver in de negen
tiende eeuw de Hollandse daken zou domineren.
Tot dan toe werden dakpannen geproduceerd door
stedelijke bakkerijen, die tevens stenen bakten. Ook
verscheidene kloosters maakten deze producten, die
van begin tot eind handwerk waren. In de zeven
tiende eeuw nam de vraag naar keramische dak
pannen sterk toe en ontstonden er permanente
pannenbakkerijen. Meestal waren dit nevenactivi
teiten van boeren, pottenbakkers, herbergiers en
kooplieden, maar toch was er al sprake van enige
bedrijfsmatige productie. Specialisatie bestond nog
niet. Bakstenen, dakpannen, tegels en huishoudelijk
aardewerk werden op dezelfde locatie vervaardigd,
al naar gelang de vraag en mogelijkheid. De
mechanisatie van de dakpanindustrie kwam relatief
laat op gang: het eerste bedrijf dat een pers
gebruikte om dakpannen te vormen was dat van de
gebroeders Gilardoni te Altkirch in de Elzas. Zij
maakten vanaf 1841 gebruik van een handpers.
Hiermee was het mogelijk om een plak klei de
vorm van een dakpan te geven en te voorzien van
een kop- of zijsluiting' en decoraties. Vanaf 1850
werd deze productietechniek ook in Nederland
gebruikt. Een dakpan die hieruit voortkwam was de
Oegstgeester dakpan. Een vergelijkbare dakbedek
king werd omstreeks 1840 voor het eerst gebakken
De Oegstgeester dakpan had
verschillende namen, zoals:
hartjespan, beverstaartpan,
leliepan en ganzepoot.
in Herfordshire (Engeland) door de fabrikant James
Reed. De vorm van deze daktegel was afgeleid van
de Biberschwanz, de beverstaart. Zij was geheel
glad, alleen voorzien van een opstaand randje. In
1843 kreeg de firma een importvergunning voor
België. Zes jaar later vroegen de fabrikanten
Eug'een Nicolaas Josson en Aimé de Langle octrooi
aan om dit soort dakpan in enigszins gewijzigde
vorm te gaan produceren in Niel, even ten zuiden
van Antwerpen. Koning Leopold I verleende hen
dit octrooi voor vijftien jaar. De wijzigingen
bestonden uit een dubbele rand, van elkaar
gescheiden door een gootje, die zorgde voor een
belangrijke versteviging van het smalle gedeelte
van de pan en haar zijkanten. De van onder naar
boven ingedrukte versiering met palmetten gaf de
dakpan niet alleen een fraai uiterlijk, maar zorgde
tevens voor extra sterkte en een goede luchtcircu-
latie tijdens het drogen. Het speciale ontwerp
maakte de dakpan gemakkelijk stapelbaar in de
oven. Er bleef voldoende ruimte tussen de pannen
onderling om het bakproces optimaal te laten ver
lopen en het kromtrekken tot een minimum te
beperken.
28
Dakpannen