geschreven door A. de Hingh en E. van Ginkel. Het Haagse landschap wordt erin beschreven, de eerste bewoners - die volgens onderzoekingen gewoond zullen hebben in wat nu de nieuwbouwwijk Ypen- burg is - en waar de oudste begraafplaats van West-Nederland is gevonden. Achtereenvolgens komen de bewoners uit de bronstijd, de ijzertijd en de Romeinse periode aan de beurt. Er wordt gespe culeerd wie nu eigenlijk de Kaninefaten - nu de Cananefaten genoemd - waren, die het startsein voor de befaamde Bataafse Opstand gaven. Via bewoning en landschap tussen 1000 en 1250, de nonnen en monniken in de Haagse straten komen we bij de groei van Den Haag na 1600 uit. Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen heeft ook een omvangrijke publicatie gestuurd: Een Geschiedenis van het Museum voor Schone kunsten te Antwerpen. Het boek begint met de geschiedenis tot 1816. Daarna de collectievor ming in de negentiende eeuw, vervolgd met de aangroei in de twintigste eeuw. Het gaat over de geschiedenis van de huisvesting en die van de res tauratietechnieken. Ook het publiek dat het museum bezoekt krijgt aandacht in de presentatie van de verschillende tentoonstellingen. In Tic, tijdschrift voor industriële cultuur (2008, 4) staat een artikel dat begint met het verhaal over de eerste ijzeren brug ter wereld, gebouwd in 1779, ongeveer vijftig kilometer ten noordwesten van Birmingham, in de Seven Gorge, nu Ironbridg'e Gorge genoemd. Deze streek wordt beschouwd als de bakermat van de Industriële Revolutie. Na de pionierspositie in de achttiende en negentiende eeuw kende de streek in de twintigste eeuw don kere tijden. Met de oprichting van de Ironbridg'e Gorge Museum Trust in 1967 werd echter een nieuwe koploper gevormd, ditmaal in de industriële archeologie. De Trust heeft als doel de overblijfse len van de Industriële Revolutie binnen het gebied van de Gorge te bewaren en te bestuderen. We lezen alles over de oudste industrie in de Gorge: de mijnbouw. De vroegste mijnbouwmethode kreeg de benaming bell pit (klokvormige put), een techniek die enkel bruikbaar was voor ontginning op geringe diepte. Als de delfstoffen diep zaten wer den horizontale gangen in de hellingen gegraven. De Annalen van de Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas (2008) begint met een biografie van Hemy Raepsaet (1816-1871), de man aan de wieg van de Oudheidkundige Kring (auteur P. vanden Bavière). E. Magerman schreef 'De wereld achter het witte doek: een geschiedenis van de bioscopen in Sint-Niklaas (1887-2000)'. Over de 'Joodse vluchtelingen in Eksaarde 1939- 1940)' wordt verteld door N. van Campenhout. Het 'Boelwerfarchief mag een van de parels van het culturele erfgoed van het Waasland genoemd worden, omdat het het getuigenis vormt van een van de bekendste bedrijven uit de Wase regio. Veelal worden bedrijfsarchieven stiefmoeder lijk behandeld en slecht bewaard, des te belangrij ker is dit bijna volledig intact gebleven archief van deze belangrijke scheepswerf. Uit Bremen kreeg het genootschap het Bremisches Jahrbuch (2008). In veel artikelen draait het om de Bremer Biirgermeister Johann Smidt. Smidt leefde van 1773 tot 1857, en heeft veel betekend voor de stad, zodat hij heden nog als een van de belang rijkste personen uit de Bremer geschiedenis wordt beschouwd. Vooral in de betrekking tussen de Han zesteden Hamburg, Lübeck en Bremen speelde hij een belangrijke rol. Ook bij de Deutsche Bundes tag en de Deutsche Bund (1848-1866) was Johann Smidt een belangrijk persoon met veel inbreng. In 1820 speelde hij een niet zo sympathieke rol als een van de voorstanders van de verdrijving van de Joden uit Bremen. 42 Aanwinsten

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2009 | | pagina 44