publieke gebeden opgenomen. Het eerste voor beeld is een gebed voor een misdadiger die geen berouw toont. Het andere is voor een misdadiger die wel berouw toont.'J Dit onderscheid werd van groot belang geacht, zoals we verderop zullen zien. Uit de tekst van het gebed van Johannes Henry blijkt dat de predikant waarschijnlijk het eerste voorbeeld voor ogen heeft gehad. In het gebed van Ravesteyn roept de terdoodveroor- deelde, uiteindelijk verschenen voor de troon van God: "Genade, Here!, genade! Ach ja enkele genade! Vrije genade! Oneindige genade! En geen recht."10 Johannes Henry heeft een gedeelte van deze zin gebruikt. Hij vraagt aan Jezus om te pleiten voor Theodora de Steur en zegt daarbij: "Wel nu dan Heere, genade! genade! en geen recht." Daarnaast spreekt Ravesteyn het publiek aan, ongeacht "van wat staat, Godsdienst, sexe, of ouderdom hy ook zyn mogt.'"11 Henry spreekt ook een dergelijke zin uit. Hij zegt dat het publiek moet bidden dat zij voor dergelijke ongerechtig heden bewaard zouden blijven "van wat Gods dienst, staat of betrekking hij is". Het was waar schijnlijk niet de bedoeling van Ravesteyn dat predikanten zijn teksten letterlijk overnamen. Ze waren bedoeld als voorbeeld. Ook de lengte van de tekst duidt daar op. Het gebed van Johannes Henry beslaat slechts twee bladzijden, dat van Ravesteyn ruim zes. Beide predikanten vermelden het feit dat de overheid het zwaard niet tevergeefs draagt, maar om er kwaaddoeners mee te straf fen. Het publieke gebed werd in 1796 afgeschaft. Sommigen betreurden dit. Als het gebed werd gedaan, viel er een "aandoenlijke stilte", waarin met een "diepen eerbied" werd geluisterd naar de woorden van de predikant.12 Het gebed was niet alleen van belang voor de terdoodveroordeelde, maar maakte vaak ook een diepe indruk op de verzamelde menigte. Een Groninger landbouwer was in 1768 zo onder de indruk van een dergelijk publiek gebed, dat hij de tekst daarvan opschreef. Bij deze gelegenheid hield predikant Johannes Heringa een "plegtstatig en indrukwekkend gebed". Na afloop begaf de landbouwer zich naar een nabijgelegen herberg "met het oogmerk om hetzelve af te schrijven"." Waarschijnlijk is het door Johannes Henry uitgesproken gebed om dezelfde reden aan het papier toevertrouwd door een ooggetuige van de executie. Predikanten kregen de taak opgedragen het publieke gebed te houden, leder gerecht had zijn eigen regeling. In Amsterdam bijvoorbeeld was het de jongste predikant die deze eer te beurt viel. De reden hiervoor was dat een jonge predikant meestal nog goed bij stem was. In Middelburg zien we dat de geestelijke zorg voor een terdood veroordeelde werd opgedragen aan de twee 'jongst beroepen' predikanten. Een van deze twee werd geacht het publieke gebed uit te spreken.'4 De straf voor kindermoord Hoewel in de Republiek de doodstraf stond op kindermoord, werd deze lang niet altijd toege past. De rechters uit de achttiende eeuw hielden rekening met de omstandigheden waaronder het misdrijf had plaatsgevonden. In 1764 merkt een schrijver op dat in principe de doodstraf staat op kindermoord, "dog de omstandigheden kunnen die seer veranderen".15 Onderzoek heeft aange toond dat de doodstraf voor kindermoord inder daad in een minderheid van de gevallen werd uit gesproken. In Friesland bijvoorbeeld werden voor de periode van 1700 tot 1811 zestig gevallen van kindermoord onderzocht. In tien van deze geval len werd een doodvonnis opgelegd. Deze vonnis sen werden uitgesproken voor 1734."' De Leidse historicus Faber onderzocht de Amsterdamse kin dermoorden die in de periode tussen 1680 en 1811 plaatsvonden. In het gemeentearchief aldaar trof hij 24 gevallen van kindermoord aan, waarvan twee een doodvonnis opleverden. In de meeste gevallen werd een lijfstraf opgelegd zoals gese len, in combinatie met een vrijheidsstraf. Som mige vrouwen werden daarnaast verbannen. Als de rechters ook maar enigszins twijfelden aan de schuld van de aangeklaagde, werd de doodstraf niet opgelegd.17 Het is van belang erop te wijzen dat in de tweede helft van de achttiende eeuw het aantal doodvonnissen in de Republiek daalde. Vrijheidsstraffen genoten steeds meer de voor keur.18 Faber gaat uitvoerig in op de achtergronden van de daders. In Amsterdam waren ze allen vrouw en vaak moeder van het kind. Daarnaast ging het veelal om dienstmeiden. Zij bevonden zich in een kwetsbare positie. Als uitkwam dat ze zwanger waren geworden buiten het huwelijk, volgde vrijwel zeker ontslag. Voordat de doodstraf van toepassing kon zijn. 60 Kindermoord in Middelburg

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2009 | | pagina 14