8.2 van dat jaar stond zij terecht. Die rechtszaak vond plaats in Weimar, waar hertog Carl August dit proces aangreep om de doodstraf op kindermoord af te schaffen. Hij vond dat maatschappelijke omstandigheden kindermoord in de hand werkten en hij had medelijden met de vrouwen die voor kindermoord terechtstonden. Een commissie moest zich buigen over dit vraagstuk. De grote Duitse denker en schrijver Goethe was een van de leden van deze commissie. Die stemde uiteindelijk voor handhaving van de doodstraf voor kinder moord. Deze keuze bezegelde het lot van Johanna Höhn, die op 28 november 1783 te Weimar werd onthoofd.30 De discussie over de aanpak van kindermoord zou in de negentiende eeuw in Nederland worden voortgezet. De doodstraf op kindermoord, dat wil zeggen op het doden van het pasgeboren en eerst geboren kind, werd in 1854 via een wetswijziging afgeschaft.31 Het gebed en het beeld van Theodora de Steur Johannes Henry laat in het gebed zien dat Theo dora de Steur de "gantschen tijd van haar leven heeft doorgebracht in gruwelijke ongerechtighe den en onwetenheid en zo geleefd heeft als het veulen van een wout-ezel..." De predikant laat zien dat Theodora de Steur haar hele leven al slecht is geweest. In de Nasireer treffen we dit beeld ook aan. Ravesteyn heeft het over een mis dadiger die zoveel zonden begaan heeft als hij haren op zijn hoofd heeft en vanaf zijn jeugd "uit die quade wortel (welke dog galle en alssem voortbrengt) voorgekomen" is.32 Volgens de Amsterdamse dominee Elsevier was de al eerder genoemde Hendrina Wouters al een lange tijd "in de handen des satans".33 In Groningen werd een misdadiger in 1754 tijdens het aanzeggen duide lijk gemaakt dat zijn hele leven vanaf de jeugd een aaneenschakeling van euveldaden en boos heden geweest was.34 Blijkbaar werd er op deze manier tegen een terdoodveroordeelde aangeke ken. Het waren andere mensen, die een heel leven al 'slecht' waren geweest. Dat legitimeerde het opleggen van de doodstraf. De Middelburgse predikant gaat verder en vermeldt dat Theodora de Steur "zelfs overgegaan is tot de allersnoodste zonde niet alleen dat zij in schandelijk ontug't geleeft heeft, maar ook dat zij tot de onmenschelijke gruweldaad is vervallen van dit onnozel wichtje, dat in ontucht geteeld was, haar eigen zuigelingje van het dierbaar leven te beroven zonder de minste kloppinge des gemoed, maar integendeel met de grootste willig heid." Hier is geen sprake van de verzachtende omstandigheden waar Camper een decennium eerder op wees. Hier wordt het beeld opgeroepen van een in seksueel opzicht totaal ongeremde vrouw die haar kind, dat ze dankzij haar levens wijze heeft gekregen, vermoordde. Van het begrip dat we bij de denkers van de Verlichting aantref fen, is hier niets te bespeuren. Het beeld dat wordt opgeroepen van Theodora, lijkt als twee druppels water op dat van kindermoordenaressen van voor de Verlichting. Het lijkt zelfs of plei dooien van denkers als Camper tijdens dit proces geen rol hebben gespeeld. Al eerder is vastgesteld dat het proces tegen De Steur in juridisch opzicht niet gecompliceerd was. Mogelijk had ze ook in de ogen van verlichte denkers haar straf ver diend. We moeten ons aan de andere kant ook realiseren dat vertegenwoordigers van de Verlich ting als Camper voorstanders van de doodstraf waren. In het gebed staat echter een passage die erop duidt dat de Middelburgse schepenen toch moeite met het vonnis hadden. Dit wordt duidelijk als de predikant het aanzeggen van de dood ter sprake brengt. Het aanzeggen van de dood aan Theodora de Steur Het aanzeggen van de dood vormde een vast onderdeel van de procedure bij de doodstraf. Bij aanzegging kreeg de terdoodveroordeelde zijn of haar vonnis te horen. Hoe de straf zou worden voltrokken, werd bij deze gelegenheid nog niet verteld. In de jaren twintig van de achttiende eeuw was het in Middelburg gebruikelijk dat de jongste schepen het vonnis meedeelde aan de ver oordeelde. Die aanzegging gebeurde in het voor portaal van het 's Gravensteen, de plaats waar terdoodveroordeelden gevangen werden gehou den.35 De predikanten waren in de jaren twintig daarbij waarschijnlijk ook aanwezig. Dit wordt niet expliciet vermeld, maar het was op andere plaatsen zoals in Amsterdam en Groningen gebruikelijk. We mogen aannemen dat een verte genwoordiger van de kerk bij een dergelijk belangrijk moment aanwezig was. Aan het eind van de achttiende eeuw is de procedure van het aanzeggen veranderd, zo blijkt uit een in 1797 op Kindermoord in Middelburg 63

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2009 | | pagina 17