schrift gesteld protocol. Het doodvonnis wordt nu niet nteer aangezegd door de jongste schepenen, maar zij delen het vonnis mee aan de baljuw. De stadssecretaris deelt op aangeven van de jongste schepen het vonnis vervolgens mee aan de ver oordeelde. Aanzeggen van de dood wordt nu expliciet vermeld in aanwezigheid van de twee jongst beroepen predikanten.36 Dominee Johannes Henry was dus aanwezig bij de aanzegging van de dood aan Theodora de Steur. De predikant zegt hierover: "Gedankt zij uwe goedheid, dat gij onze rechters verwaardigt hebt om getrouw te zijn. 0 zij hebben haar met zo veel medelijden gehandelt, ze hebben haar met medelijden den dood laten aanzeggen." De predikant zegt twee dingen. De schepenen hebben Theodora de Steur met medelijden behan deld en haar met medelijden de dood laten aan zeggen. Medelijden is een houding die, zoals al eerder is vermeld, karakteristiek is voor de Ver lichting. De predikant laat zien dat de schepenen zich bewust waren van de pleidooien van ver lichte denkers. Anderzijds stond nu eenmaal de doodstraf op kindermoord in deze periode en de schepenen hadden zich aan deze wet te houden. De predikant prijst hen voor die houding. De schepenen hadden moeite met het vonnis, net zoals Carl August dat in 1783 met het vonnis van Johanna Höhn had. Ook het advies dat bij het Amsterdamse vonnis in 1788 werd gegeven, getuigde van een moreel dilemma. De houding van Theodora de Steur Tijdens het Ancien Régime werd van een terdood- veroordeelde verwacht dat hij of zij op het scha vot een berouwvolle houding aannam. Dit werd van groot belang geacht. Op deze manier liet een terdoodveroordeelde namelijk zelf zien dat het vonnis rechtvaardig was. Het slachtoffer mocht niet het woord richten tot het publiek, zoals bij voorbeeld in Engeland het geval was. Het was uitsluitend toegestaan om te bidden.37 Een ter doodveroordeelde werd voorbereid op zijn rol, door daartoe aangewezen zielzorgers. Hierbij heeft Johannes Henry dus een rol gespeeld.38 In plaatsen als Amsterdam en Groningen werd het vonnis binnen 24 uur na aanzegging voltrokken. Er was dus maar één dag tijd om de veroordeel den voor te bereiden op hun rol bij de executie. In Middelburg waren hier vier dagen voor beschik baar, want hier werd op maandag en op donder dag recht gesproken over criminele zaken. Deze twee dagen werden "des heeren dagen" genoemd. Op donderdag werd de vierschaar gespannen om recht te spreken en op maandag kwam de vier schaar bijeen om het vonnis te laten uitvoeren. De reden hiervoor was dat zich minstens één kerkdag moest bevinden tussen het opleggen van het vonnis en de voltrekking daarvan, "om voor den gecondemneerden te bidden etc." 39 Over de houding van Theodora de Steur is de predikant zeer duidelijk. Johannes Henry zegt hierover in het gebed: "0 groote God, Gij weet hoe dat ze is, Gij weet dat ze op dit oogenblik toe nog zoo verhard is, dat ze nog geen de minste hartelijkheid en waar berouw of leedwezen heeft betoond." Volgens de predikant had Theodora de Steur zielzorgers gekregen "die dag en nagt niet hebben opgehouden om voor haar behoudenis te waken, en waar het mogelijk door haare ver- ntaaning'en noch te recht te brengen." Het is de zielzorgers dus niet gelukt om Theodora te over tuigen. Haar ziel dreigde verloren te gaan. Johan nes Henry deed een beroep op Jezus om te bemid delen bij God. "Gij hebt immers een toonbeeld van ontfermde liefde opgericht in dien moorde naar, die Gij nog op Golgotha in het laatst van zijn leven tot Uwe gemeenschap g'ebragt hebt." In het evangelie van Lucas komt het verhaal van de misdadiger aan het kruis voor. In de Staten vertaling' is geen sprake van een moordenaar. Op deze plaats wordt gesproken over een "quadtdoe- ner".40 Het gaat dus om een misdadiger. In grote lijnen gaat het verhaal als volgt. Bij de kruisiging van Jezus werden ook twee misdagers terechtge steld. Een van deze misdadigers bespotte Jezus. Op het kruis van Jezus was een bord aangebracht met de tekst: "Dit is de koning der Joden." De misdadiger vroeg zich af waarom Jezus hen niet van het kruis afhaalde als Jezus, zoals hij zelf zei, de koning der Joden was. De andere misdadi ger sprak hem bestraffend toe. Hij zei dat Jezus onschuldig was veroordeeld, maar dat zij beiden hun straf verdienden. De tweede misdadiger vroeg aan Jezus om aan hem te denken als laatst genoemde in zijn koninkrijk was. Jezus zei tegen hem dat hij vandaag met hem in het paradijs zou zijn. Het is van groot belang dat de tweede mis dadiger zelf toegaf dat hij zijn straf verdiende. Dit motief komen we ook tegen in het gebed dat in de vierschaar van Amsterdam voor Hendrina Wou- 64 Kindermoord in Middelburg

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2009 | | pagina 18