ters werd gehouden. "Gy hebt, o God! weleer een moordenaar aen 't kruis doen gewaer worden uwe dierbare genade: o God! die is ook haar genoeg.'"" Ravesteyn maakt ook de vergelijking met de moordenaar aan het kruis.42 Dit was het rolmodel waaraan terdoodveroordeelden moesten voldoen. Net als de moordenaar aan het kruis moesten zij ont vergeving van hun zonden vragen aan God en zo aan het publiek laten zien dat zij hun straf verdienden. In zijn gebed geeft Ravesteyn ook uiting aan een "innig medelyden met de ontmensten boos doener". Dit medelijden wordt vooral in verband gebracht met het feit dat de ziel van de terdood- veroordeelde verloren dreigt te gaan. Volgens Ravesteyn loerde de duivel al op de misdadiger tijdens zijn hele leven. Nu stond de duivel op het punt om de ziel van de moordenaar "ter Helle tot de eeuwige tormenten weg te slepen".43 Dat de duivel op de loer ligt, wordt niet door Henry ver meld. De Middelburgse predikant probeert met zijn gebed de ziel van de terdoodveroordeelde te redden. Hij vermeldt niet wat er gebeurt als dat mislukt. Conclusie De rechtszaak die tegen Theodora de Steur werd gevoerd in 1784, was, zoals eerder geconstateerd, in juridisch opzicht waarschijnlijk niet gecompli ceerd. Uit het gebed is af te leiden dat zij haar daad bewust had verricht. Haar vonnis wordt verder ook niet toegelicht in het Register van cri minele vonnissen. Dit gebeurde wel met vonnis sen waarvan de juridische omstandigheden gecompliceerder waren. Met de maatschappelijke omstandigheden was het daarentegen heel anders gesteld. Door toe doen van verlichte ideeën was er in de maat schappij meer begrip voor de omstandigheden van kindermoordenaressen. Er was sprake van medelijden met deze veroordeelden. De wet was echter in 1784 nog niet aangepast inzake kinder moorden, en dit stelde de rechters voor een pro bleem. Zij voelden zich gedwongen om een dood vonnis op te leggen. Belangrijk in dit opzicht is dat het vonnis in het openbaar werd voltrokken. Een dergelijk oordeel moesten de toeschouwers als legitiem ervaren. Als de rechters aan Theo dora de Steur een mildere straf hadden opgelegd, was dat in de ogen van het publiek niet geloof waardig geweest. De rechters hadden uit medelij den gehandeld. Via deze passage laat de predi kant zien dat de rechters zich op zijn minst bewust waren van het gedachtegoed van de Ver lichting. Zij stonden voor een moreel dilemma. In de tijd van het Ancien Régime was voor de terdoodveroordeelden een belangrijke rol op het schavot weggelegd. Van hen werd een schuldbe wuste houding verwacht, net zoals bij de moorde naar aan het kruis het geval was. Theodora de Steur nam deze rol niet op zich. Integendeel, vol gens de predikant was ze verhard en juist niet berouwvol. Ook dit was een probleem. Op deze manier boette het vonnis aan legitimiteit in. De welbespraakte Johannes Henry zag zich op 10 mei 1784 geplaatst voor een lastige taak. Hij moest voor het samengestroomde publiek zin geven aan een in maatschappelijk opzicht omstreden vonnis voor een veroordeelde die zich niet schuldbewust opstelde. De Middelburgse pre dikant heeft de problemen rond het vonnis niet ontkend. Hij prijst de rechters juist dat zij, ondanks deze problemen, de wet trouw zijn geble ven. Hij laat daarmee rechters zien die de moed hadden om de wet toe te passen, ook toen dat moeilijk voor hen was. Op deze manier probeerde Johannes Henry het vonnis te legitimeren. Daarom is het beeld van Theodora de Steur in het gebed tegenstrijdig. De aanpak van kindermoord was omstreden in de tweede helft van de acht tiende eeuw, en het gebed is daar getuige van. Noten 1. Register van criminele vonnissen 1476-1795. Verzame ling aanwinsten Gemeentearchief Middelburg. Collectie aanwinsten, inv nr. 1984.15. 2. H. Ravesteyn, De Nasireer Gods in de bid-konst onderwe zen en voorgeligt; Ten dienste van studenten, proponenten jonge leraren (Amsterdam 1735), 594-610. 3. Ibidem, 19 januari 1810, 107. 4. Acta van classis 1748-1781. 28-05-1777, Rijksarchief in Overijssel. Classis Zwolle van de Nederlandse hervormde kerk, inv.nr. 5. 5. G. Heitink, Biografie van de dominee (Baarn 2001), 76. 6. Reehts-pleging gehouden met Hendrina Wouters wegens twee afschuwlyke moorden (Amsterdam 1805). 7. Memorie om bij voorvallende gelegentheden te observeren in het doen van criminele justitie, Zeeuwse Bibliotheek, kluis, handschrift 317 B. Kindermoord in Middelburg 65

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2009 | | pagina 19