s
nus Lydius (toen hoogleraar theologie in Frane-
ker) als een zekere Antonius Tegius zijn gepolst.
Maar tevergeefs: Lydius had weinig op met de
vluchtelingen uit de Zuidelijke Nederlanden, waar
Middelburg" vol mee zat nadat Antwerpen in 1585
voor de opstand verloren was gegaan,10 en van de
bewuste predikant Tegius is in het geheel niets
bekend."
Toch was er wel enig' resultaat. In het voorjaar
van 1592 arriveerde vanuit Schotland John Mur-
dison (ca. 1568-1605), een veelbelovende jonge
man die in afwachting van de daadwerkelijke
oprichting van een Illustre School voorlopig als
preceptor (ondermeester) bij de Latijnse School
werd aangesteld, op een gage van 30 Vlaamse
ponden.12 Niet lang daarna echter kreeg hij door
het stadsbestuur van Middelburg een bonus van
12 Vlaamse ponden uitgekeerd, "ter cause van de
publicque lessen, bij hem gedaen".13 Murdison
fungeerde daarmee in feite als stedelijk lector in
de filosofie. Op dat moment werd de Latijnse
School te Middelburg geleid door rector Jacobus
Gruterus (7-1607), de zoon van een Zierikzeese
predikant. Met hem bezat de stad al een huma
nistisch geleerde van enige naam.1'1 Ten minste
vanaf 1593 hebben zowel Gruterus als Murdison
in Middelburg daadwerkelijk publieke colleges
gegeven, de eerstgenoemde in de geschiedenis en
de tweede in de filosofie. Gruterus' neef Reynier
maakt hiervan melding in een brief, waarin hij
tevens bericht dat deze colleges zowel door stu
denten als door weetgierige kooplieden werden
gevolgd.15 Tegen de eeuwwisseling kregen de
beide docenten versterking van de lokale predi
kant Johannes Isenbach (ook wel Hitzenbach
genaamd), die eveneens publieke lessen g'ing' ver
zorgen, ditmaal in de theologie.16 Deze publieke
preacademische colleges werden gehouden in de
w
Toüb«
\3D\'TL
In het laatste decennium van de zestiende eeuw werden er in de Nieuwe Kerk te Middelburg zogenaamde preacademische lezingen
gehouden. Gezicht op de Nieuwe Kerk, Abdijtoren en Koorkerk te Middelburg, Uit: M. Smallegang'e, Nieuwe Chronijk van Zeeland
(1696). (ZA, Zei. 111. II nr. 546)
52
Zeeuws preacademisch erfgoed