Zeeuws preacademisch erfgoed Een filosofische disputatie uit Middelburg uit de late zestiende eeuw Huib Zuidervaart Met de start, in 2004, van de Roosevelt Academy als International Honors College of Utrecht Uni versity wordt voor het eerst sinds het sluiten van de Middelburgse Geneeskundige School in 1866 weer echt academisch onderwijs verzorgd in de Zeeuwse hoofdstad. De Roosevelt Academy verte genwoordigt daarmee het achtste initiatief tot het verzorgen van een vorm van academisch onderwijs in Middelburg.' Over de twee eerste initiatieven wil ik hier kort berichten. De allereerste, na de Reformatie ondernomen poging om in de Zeeuwse hoofdstad een opleiding van hoger onderwijs tot stand te brengen, dateert van 2 januari 1575. Die dag kwam stadhouder prins Willem I met een initiatief tot oprichting van de allereerste Noord-Nederlandse universi teit. Curieus genoeg was dit prinselijke initiatief mede gestimuleerd door een vraag" die de classis van Walcheren in de voorafgaande zomer bij de synode te Dordrecht aan de orde had gesteld, namelijk of aan de prins van Oranje niet het ver zoek kon worden gedaan om "in zekere stad" een hogeschool op te richten, waarheen alle andere steden jaarlijks ten minste twee jongelingen kon den sturen, om daar tot predikant te worden opgeleid.2 In december 1574, toen de prins de kerstdagen in het Zeeuwse Middelburg door bracht, was dit voornemen tot een echt plan omgevormd. Dit ontwerp werd in de genoemde brief van 2 januari 1575 ten doop gehouden. Vol gens de prins kwamen voor de vestiging van deze universiteit slechts twee plaatsen in aanmerking, te weten "de stadt van Leijden in Hollandt, ofte Middelburch in Zeelandt".3 Maar we weten inmiddels maar al te goed hoe dat afliep. De universitaire hoofdprijs ging naar Leiden, waarmee deze stad, zo de overlevering wil, beloond werd voor haar heldhaftig gedrag gedurende het zware beleg van 1572. In de prak tijk zal echter ook de universitaire kostprijs van zesduizend carolusg'uldens per jaar, welk bedrag in meerderheid door het gewest Holland moest worden opgebracht, bij deze beslissing vast mede een rol hebben gespeeld. Het hemd is immers altijd nader dan de rok. Maar het adequate en opvallend snelle reageren van de Leidse stedelijke overheid, die binnen een week met een uitge werkt aanbod voor huisvesting van de nieuwe academie kwam, deed de rest. Boekerij De keus voor Leiden heeft Middelburg mogelijk ook nog de "schoone librije" gekost, die volgens zegslieden uit de omgeving van de prins "uijten Abdie aldaer" was overgebleven.4 Deze klooster bibliotheek, die bij de overgang van de stad naar de prins in februari van het voorafgaande jaar door de norbertijner monniken was achtergelaten en vervolgens als 'geestelijk goed' door de nieuwe protestantse overheid was geconfisqueerd, zou voor de gloednieuwe Leidse universiteit een niet te versmaden aanwinst vormen, omdat er tal van boeken in zaten waarvoor de universiteit-in- oprichting het geld niet had om ze aan te schaf fen.5 In elk geval kreeg de Leidse afgevaardigde naar de Staten van Holland, Pouwels Vos, in juni 1575 de opdracht om deze boekerij, samen met een vergelijkbare boekenverzameling uit Veere, te verwerven voor de inmiddels op 8 februari 1575 opgerichte Leidse universiteit. Hoe deze missie is afgelopen, vermelden de bronnen helaas niet. De Middelburgse kloosterbibliotheek wordt nadien nergens meer genoemd, en de kans is dus groot dat de deal is afgeketst. Niettemin is het in theo rie denkbaar dat het oudste boekenbezit van de Leidse Universiteitsbibliotheek is opgebouwd rond de restanten van twee Zeeuwse kloosterlibrijes. Een heuse universiteit? In het vroege voorjaar van 1575 was de Leidse academie met een plechtige optocht door de stad geopend. In deze stoet waren tal van allegorische figuren uitgebeeld die het belang van de klas sieke geleerdheid onderstreepten. Het was een groots statement. Tien jaar na dit Hollandse succes kwam in Friesland, in Franeker, een tweede universiteit tot 50 Zeeuws preacademisch erfgoed

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2009 | | pagina 4