de Nederlandse Malacologische Vereniging, als schelpen- en fossielendeskundige. Ook hiervoor was het strand haar werkgebied. Het oude Domburg Het Zeeuwse deltagebied is sinds het einde van de laatste ijstijd een zeer dynamisch landschap. In de afgelopen millennia is de invloed van de zee op het landschap zeer groot geweest en bepaalde zodoende waar nederzettingen werden gesticht. Hoger gelegen plaatsen in het landschap waren de gunstige locaties voor bewoning. Zo vinden we in Zeeuws-Vlaanderen de pleistocene Dekzandrug- g'en, in de klei- en veengebieden achter de duinen de kreekruggen en langs de kust de formaties van Oude en Jonge Duinen. In de Romeinse tijd (ca. 15 vChr. tot 450 na Chr.) vormden de Oude Duin formaties zeer gunstige plaatsen voor bewoning. Zo zijn er aanwijzingen voor vindplaatsen aan de noordwestkust van Walcheren, aan weerszijden van de monding van de Oosterschelde en verder noordelijk op het Zuid-Hollandse eiland Goeree. Al sinds de zeventiende eeuw is bekend dat Domburg in de Romeinse tijd een belangrijke nederzetting was. In 1647 kwam door erosie van de duinen de ruïne van een tot dan toe onbekende Nehalennia-tempel bloot te liggen. Het heiligdom was door verstuiving en door het ontstaan van de Jonge Duinformaties rond 1000 na Chr. onder het zand terechtgekomen. In een verslag uit januari 1647 wordt gemeld dat er meer dan dertig altaren met inscripties zijn aangetroffen, met daarbij vele Restanten van archeologisch interessante vindplaatsen voor de kust van Domburg' op de kaart van Visscher-Roman uit 1655. (ZA, Zei. 111. II 95, detail blad 4) Romeinse munten en aardewerkscherven.' De votiefaltaren, gewijd aan de inheemse godin Nehalennia, werden opgeslagen in de kerk van Domburg en vormen tegenwoordig een beroemd onderdeel van de collectie van het genootschap, hoewel een deel van de altaren verloren is gegaan bij de brand van de Domburgse kerk in 1848. Op de kaart van Visscher en Roman uit 1655 zijn bij Domburg twee vindplaatsen vermeld: de "Verdronken woningen der oude Gotthen" ten noorden van Domburg en de "Tempel der afg'o- dinne Nehalennia" ten westen van Domburg. Door kusterosie is de kustlijn sinds de ontdekking van de tempel in de zeventiende eeuw ongeveer 300 meter landinwaarts komen te liggen. De strandwal en de Oude Duinformaties waarop de Romeinse nederzetting was gelegen, liggen op dit moment in zee en onder het tegenwoordig circa 100 meter brede strand. De huidige duinenrij, die uit de Late Middeleeuwen dateert, is dus als het ware over de vroegere formaties heengelopen in oostelijke richting. De andere vindplaats op de Visscher-Roman- kaart ("Verdronken woningen der Gotthen") is een Vroegmiddeleeuwse nederzetting en grafveld. Deze resten werden in de zeventiende en acht tiende eeuw waargenomen, waarna door de eeu wen heen vele vondsten zijn verzameld, zoals honderden Vroegmiddeleeuwse munten (sceatta's) en mantelspelden, die Domburg als Vroegmiddel eeuwse vindplaats grote bekendheid hebben gege ven. Het belang van de collectie-Gerhardt De collectie aardewerkvondsten van de stranden bij Domburg en Oostkapelle van het Zeeuws Genootschap is vanaf circa 1900 verzameld. Deze vondsten zijn veelal door particulieren gedaan en vervolgens aan het genootschap geschonken. In archeologisch opzicht is de collectie-Gerhardt echter waardevoller dan deze andere deelcollec ties. Mia Gerhardt ging gedurende de periode 1978-1985 zeer regelmatig het strand op, op zoek naar aardewerkfragmenten. Dit oppervlakte onderzoek surveyheeft vele honderden vond sten opgeleverd, om precies te zijn 968 scherven waarvan 335 uit de Romeinse tijd dateren. De rest dateert uit de Late Ijzertijd, de Vroege en Late 96 Archeologie

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2009 | | pagina 10