anderdeels om voor U gemakkelijk herkenbaar te zijn na zooveel jaren." In 1940 overlijdt meester Hubregtse op 62-jarige leeftijd. De verzamelaar Holwerda had al eens geschreven: stuur mij de vondsten. Hubregtse meende terecht dat het geen tradionele opgraving betrof. De wind doet het werk en er komen steeds nieuwe vondsten aan de oppervlakte. Welk verzamelsysteem had Hubregtse? In de domaniale duinen onder scheidde hij de dalen A tot en met Z, in de Zeepe- duinen 1 tot en met 18, in de Verklikkerduinen a tot en met g; en op het strand lagen zijn vakken I tot en met IX (die niet overeenkomen met de strandpalen). Vrijwel zonder selectie werden de vondsten opgeborgen in aparte doosjes en siga renkistjes met de vaste aanduiding. De scherven zijn per dal apart gehouden. Van de zestig munten vermeld in het schrift 'Munten en brons uit de duinen' staan er veertig op dal beschreven. In 1994/1995 determineerde Arent Pol deze munten. In totaal verzamelde Hubregtse circa driehonderd munten (veel Romeins en negentig sceatta's van het strand). Latere speur ders vonden er nog zo'n honderd munten bij. Van de vijf- a zeshonderd metaalvondsten in het vondstenboek van het Zeeuws Genootschap is van slechts zestig exemplaren een vindplaats genoteerd. Vaak werden de voorwerpen door latere onderzoekers samengevat als "vondsten van strand en duinen Schouwen". In de crisisjaren na 1934 heeft Hubregtse vondsten te gelde moeten maken bij een antiquair in Goes. Dat waarschijnlijk fraaie materiaal (gou den munten en ringen van het strand?) is verlo ren voor de wetenschap. Het kost grote moeite vondsten en notities te combineren. De papieren-Hubregtse zijn nog niet digitaal toegankelijk. Het is trouwens een wonder dat ze bewaard zijn gebleven. Voormalig KZGW- conservator P.J. van der Feen constateerde daar over: "Te goed om weg te gooien, te verward om te gebruiken. Unger [rijksarchivaris] zou ze zeker vernietigd hebben." De vindplaatsen zijn voor een buitenstaander dan ook vaak onbegrijpelijk. 'Pol- derrand van Damme' bijvoorbeeld, is niet de rand van de polder Schouwen, maar de rand van de (duin)polder of binnenduinen bij de boerderij Groenewoud. Een ander voorbeeld is 'Vg', wat Hubregtse verzamelde ook buiten de Sehouwse duinen, zoals de benen voorwerpen (kammen, drietanden, siernaald) en een ijzeren ruiterspoor op de Karolingische burg vlak achter zijn woning in het dorp Burgh. (foto J. Hudig, 1928, ZA, Verzame ling J.A. Hubregtse 27-04) blijkt te staan voor duinboer Viergever op de Prinsenhoeve onder Renesse. Het lot van de vondsten Naast het OMROL-artikel uit 1923 publiceerde Hubregtse nog wel andere stukken, maar aan een samenvatting van de geschiedenis van Zeeland in de vroege Middeleeuwen is hij niet meer toegekomen. De honderd Romeinse munten van Westenschouwen zijn in 1967 beschreven door medewerker J.S. Boersma van de Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). Elf jaar later komt Torsten Capelle van de Universiteit van Münster met een titel die wel heel bekend klinkt: Die Karolingische Funde von Schouwen (2 delen), waarvoor hij zich baseerde op het eerder genoemde vondstenboek (dat ook door Hazenberg Archeologie is gebruikt). Provin ciaal archeoloog Jan Trimpe Burger vertelde ondergetekende helaas te weinig invloed op de uitgave te hebben gehad. Metaaldeskundige Jaap Ypey van de ROB gaf een zeer kritische bespre king van deze boeken in Westerheemniet alle Karolingische vondsten zijn opgenomen, veel niet-Karolingische vondsten zijn Laatmiddel eeuws of juist ouder. Beheerder van het archeolo gisch depot van de SCEZ Henk Hendrikse vatte het uitzoeken van het materiaal kernachtig Archeologie 101

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2009 | | pagina 15