hij op een school van meer dan zeventig leerlin
gen een bevoegd onderwijzer assisteerde. Hij wis
selde regelmatig van plaats en onderwees in
Ouwerkerk en Oostburg tot hij in 1847 hulponder
wijzer te Haamstede werd. Hij had wel diploma's
en beheerste ook moderne talen, maar kon moei
lijk promotie maken en was nog ongetrouwd.3
Ook schoolmeesters leden onder de crisis in de
jaren '40. De aardappelziekte die tussen 1845 en
1847 woedde, dreef de prijzen van levensmidde
len op en tal van mensen moesten genoegen
nemen met een terugval in inkomsten. Kinderen
bleven weg van school en de overheid moest bij
springen. Ook voor burgers die een redelijk
bestaan hadden, zag de toekomst er somber uit.
Begin van de emigratiebeweging
Deze omstandigheden maakten emigratie tot het
gesprek van de dag. Uit Zeeuws-Vlaanderen, waar
Jacob familie en kennissen had, waren al veel
arbeiders naar het westen van de staat New York
getrokken. Veel indruk in de hele provincie
maakte het vertrek van een grote groep van 457
Zeeuwen in het voorjaar van 1847. Deze groep
verliet het land onder leiding van enkele voor
aanstaande mannen die zich hadden afgescheiden
van de Nederlandse Hervormde Kerk en daarvoor
een hoge prijs betaalden. Nog sterker dan hun
medeburgers zagen zij de toekomst van Nederland
somber in. Nederland werd niet alleen geteisterd
door misoogsten, maar ook nog door besmette
lijke ziekten en bestuurlijke stagnatie. Duitse
emigranten die door het land trokken richting
Rotterdam, openden de ogen van Nederlanders,
waardoor ook in Nederland de emigratie op gang"
kwam. Rond 1846 was de groep afgescheidenen
uitgegroeid tot enkele tienduizenden personen,
waarvan een aanzienlijk deel in Zeeland woon
achtig was. Hun predikanten onderzochten de
mogelijkheden om hun geloofsgenoten een
bestaan te bieden en concludeerden dat Amerika
de vrijheid bood die hun in Nederland werd ont
houden. Zij besloten met hun kerkvolk mee te
gaan naar de Nieuwe Wereld. De predikanten
Albertus C. van Raalte uit Ommen en Hendrik P.
Scholte uit Utrecht namen het initiatief om de
emigrantenstroom te begeleiden en anderen volg
den hun voorbeeld.
Hoewel de afgescheidenen nooit een meerder
heid onder de emigranten vormden, waren zij wel
richtinggevend doordat zij voor steun uit een lan
delijk netwerk konden putten, concrete plannen
maakten voor de inrichting van hun toekomstige
vestigingsplaats en solidariteit tussen armen en
rijken binnen de groep smeedden. Sympathisan
ten in de Hervormde Kerk sloten zich bij hun emi
gratiegezelschappen aan. Zelfs liberale kranten
die het niet zo op de orthodoxe gelovigen hadden,
zagen in deze 'exodus' een sterk protest (met de
voeten) tegen de stagnatie in Nederland.
De keuze voor het moment van vertrek was
gunstig. Juist rond 1846 had de federale regering
in Washington DC nieuwe staten in het westen
van Amerika toegelaten. Deze staten wilden snel
in inwonertal groeien om meer macht in
Washington te krijgen en het opengelegde land te
ontwikkelen. In Nederland was grond duur en
arbeid goedkoop, in Amerika was dat andersom,
dus vooral landarbeiders hadden voordeel bij ver
trek en zij vormden dan ook het gros van de
Nederlandse emigranten. Het opzetten van land
bouwbedrijven was hun hoofddoel. Maar ook wie
in een andere sector wilde werken, kon in Ame
rika terecht, bijvoorbeeld in de bouw, de meubel
industrie of als transporteur.
Oorspronkelijk was het de bedoeling van
Scholte en Van Raalte om hun reisgezelschap
samen te brengen in één christelijke kolonie in de
staat Wisconsin. De laatstgenoemde had zelfs een
reislied gecomponeerd met de woorden "Wij trek
ken in, wij trekken in, naar Wisconsin".4 Van
Raalte was echter in de strenge winter in Detroit
gestrand en kon niet met een groep veel verder
trekken. Daarom verkende hij de staat Michigan,
waar nog voldoende aaneengesloten percelen
waren om een gemeenschap te stichten. Hij kocht
grond en noemde de plaats Holland. Scholte had
intussen uit verschillende informatiebronnen
geconcludeerd dat de kansen op succes in een
andere staat beter waren, hakte de knoop door en
trok naar de staat Iowa, waar hij zijn kolonie
Pella noemde. Het schijnbare nadeel van
gespreide vestiging bleek na een paar jaar een
voordeel te zijn: elke kolonie deed haar best om
nieuwe immigranten aan te trekken.
Zeeuwse emigratiegroepen
In de provincie Zeeland lag het organisatorische
zwaartepunt van de emigratie in Borssele, bij
boer Jannes van de Luijster. Samen met zijn
104
Jacob Quintus