alles wat uit de oudheid stamde. Het zijn echter vreemde eenden in de bijt, waarvan het weten schappelijk belang door het verder ontbreken van vondstgeg'evens nihil of zeer gering is. De collec ties uit Zeeland zelf vormen daarentegen het enige archief voor de oudste geschiedenis van de provincie, voor de periode waarover geschreven bronnen ontbreken of schaars zijn: de collecties- De Man en -Gerhardt uit Domburg, de collectie- Hubregtse uit Haamstede, en ja, óók de Nehalen- nia-stenen.7 Dat is allemaal des te meer van belang omdat Zeeland een jong land is, met een daardoor beperkte maar wel bijzondere en eigen archeologie. Geen grafheuvels en urnenvelden, maar wel tempels uit Romeinse havenplaatsen, ringwalburchten en vliedbergen. Collecties en wetenschap, de Leidse parallel In de negentiende en het begin van de twintigste eeuw vormden verzamelingen de kern van veel natuur- en geschiedwetenschappen en van een wetenschapsbeoefening waarin classificatie een centrale rol speelde. Dat geldt niet alleen voor de archeologie, maar ook voor de etnografie, de bio logische en geologische disciplines. Die positie is echter in de loop van de twintigste eeuw in toe nemende mate geërodeerd. Aan de universiteit zijn onderzoek en collecties uit elkaar gegroeid. In het onderzoek in de desbetreffende vakgebie den werd classificatie geen hoofddoel meer, maar waren dat processen en veldwaarnemingen. Ener zijds waren de 'opbrengsten' daarvan niet erg museaal, anderzijds waren die onderzoekingen ook niet op de collecties gebaseerd. Daardoor ver vreemdden de musea in zekere zin van de univer siteiten. In Leiden zijn de meeste universitaire musea op een gegeven moment afgesplitst en hebben daarbij tevens nieuwe kerntaken gekre gen: kennisoverdracht aan het publiek en de brede educatie staan nu centraal. Dat geldt voor alle vakgebieden en zeker voor de archeologie. Archeologie en collecties In de tijd dat het Zeeuws Genootschap bestaat, heeft de archeologie als wetenschap een enorme ontwikkeling doorgemaakt op allerlei fronten. In praktische zin betekende dit dat er steeds groot schaliger opgegraven werd en steeds gedetailleer der gedocumenteerd, omdat dat nodig was voor de kennis en inzichten die werden nagestreefd. Het g'ing' niet meer om wat waar gevonden was, maar om hoe men geleefd had, hoe de maatschap pij in elkaar zat. Wat er bewaard moet worden, zijn niet alleen meer de showy objects, maar ook de beenderen van dieren, de dozen met potscher- Metaalvondsten verzameld doorM.G.A. de Man (archeologi sche collectie Zeeuws Genootschap, foto Hazenberg Archeolo- gie/SCEZ) ven, de opg'ravingskaarten, monsters en databe standen. Wij gaan ervan uit dat die allemaal van waarde zullen zijn voor de toekomstige generaties van onderzoekers. In elk geval vormen ze teza men onvervangbare primaire documenten over het leven van gemeenschappen in het verleden. Het zou ont allerlei redenen natuurlijk beter zijn om alles netjes in de grond te laten. Later wordt het stellig beter onderzocht dan nu, zoals wij nu beter onderzoek doen dan vroeger. Bovendien spaart het opslagruimte uit, want door de massa liteit van het archeologische materiaal is dat een groot probleem geworden. Op het moment is de oplossing dat er overal in Nederland en gescheiden van de musea depots

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2009 | | pagina 7