de brede waterplassen der Schelde en de vlakke
weiden van Schouwen heenen strijkende, niet
missen kunnen van eenen zeer nadeeligen
invloed te zijn op den groei der hoornen, zoodat
slechts die boomsoorten voor de beplanting zul
len geschikt zijn, die eenigzints tegen de winden
bestand zijn."
Moens dacht daarbij aan abelen en populieren
als opgaande bomen. In hun beschutting zouden
dan eventueel ook andere boomsoorten geplant
kunnen worden. In zijn ontwerpen geeft hij
Canadese en Italiaanse populieren aan als aan
vulling op de genoemde soorten.
Op sommige plaatsen zouden "halve willige
pooten" geplant kunnen worden. Als deze aan
sloegen, zouden ze volgens Moens "in grooten
getale bij elkander staande, vooral langs den
waterkant, geen onbevallig g'ezig't op [leveren],
zoo als ik zulks langs de wallen te Leiden en te
Tholen heb opgemerkt." Leiden kende hij uit eigen
waarneming omdat hij daar had gestudeerd. De
wilgen op de wallen van deze steden stonden daar
waarschijnlijk evenwel niet voor de sier maar om
met hun wortels de wal te verstevigen, en als
leveranciers van hout. Ook in Zierikzee zouden
de wilgen, "kunnen gehakt wordende, ook nog
eenig' voordeel opleveren".
Tussen het hakhout en de opgaande bomen
zou men voor de sier andere planten kunnen
plaatsen: "Voor sommige groeperingen of
strooken derzelve, kunnen tot afwisseling,
zulke grooven en min kostbare heesters
worden gebruikt, als het weligste g'roeyen,
en het beste tegen den wind bestand zijn, als
flieren, cornixen, seringen, jasmijns, en derge
lijke." Net zo min als bij de Wandeling, was hier
sprake van zitgelegenheid voor de bezoekers of
van prieeltjes. De boomkweker Jan van Sas nam
in 1839 het onderhoud van de walplantsoenen
op zich, inclusief dat van de stadsboomkwe-
kerij.46
Besluit
De parkaanleg op het stuk van de wallen van de
Nobelpoort helemaal tot aan de Hoofdpoortstraat
kreeg de naam Slingerbos. Onder die naam
bestaat het nog steeds, zij het dat de oorspronke-
De Wandeling, juli 2009. (foto M. van den Broeke)
"Zeer bevallige wandelingen
133