Hij brak zijn tanden op basalt
groef gaten in graniet
joeg als een schicht
langs de regenboog
achter een schijnvrij woord omhoog
en greep daar en passant
wat wolkenlicht
hij stortte neer in de diepe zee
zwom naar de horizon
maar dreef terug naar waar hij eens begon;
daar staat hij tussen tijd en ogenblik
zijn ogen naar de hemel
zijn voeten in het slik