Als mijn gedachten schipbreuk lijden
zoek ik de grenzen van het land
waar, na het wisselen der getijden,
de zee haar afdruk laat in zand,
waar ik door strakke rijen palen,
wanneer het land verzadigd ligt,
steeds nieuwe leegten in kan dwalen
en vochtig zand mijn stappen dicht,
daar, waar de branding haar geruis
en immer nieuwe schuimpatronen
spoelt over blinkend schelpengruis,
worden mijn woorden weggezogen;
daar laat mijn wankel, zinkend brein
zijn wrakhout aan de waterlijn.